Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedbeschikking gegeven in een zaak betreffende voorlopige voogdij over een pasgeboren minderjarige. De moeder, die niet op de hoogte was van haar zwangerschap, is op dat moment niet bereid en in staat om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De ouders, die al drie kinderen hebben, zijn overweldigd door de onverwachte geboorte van hun zoon en hebben aangegeven gebruik te willen maken van de drie maanden bedenktijd binnen de procedure voor afstand ter adoptie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, aangezien de moeder op dit moment niet in staat is om de verantwoordelijkheden van het ouderlijk gezag te dragen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om voorlopige voogdij, die als dringend en noodzakelijk werd beoordeeld om de belangen van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant belast met de voorlopige voogdij voor de duur van twee weken, van 6 maart 2024 tot 20 maart 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling die later zal plaatsvinden.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betrokken, en heeft geconcludeerd dat de maatregel noodzakelijk is om de belangen van de minderjarige te beschermen. De ouders hebben aangegeven dat zij in deze emotioneel zware periode niet in staat zijn om voor hun kind te zorgen, wat de urgentie van de maatregel onderstreept.