ECLI:NL:RBZWB:2024:1500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419875 / FA RK 24-1066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij in het belang van een pasgeboren minderjarige wiens ouders gebruik maken van bedenktijd voor adoptie

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedbeschikking gegeven in een zaak betreffende voorlopige voogdij over een pasgeboren minderjarige. De moeder, die niet op de hoogte was van haar zwangerschap, is op dat moment niet bereid en in staat om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De ouders, die al drie kinderen hebben, zijn overweldigd door de onverwachte geboorte van hun zoon en hebben aangegeven gebruik te willen maken van de drie maanden bedenktijd binnen de procedure voor afstand ter adoptie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, aangezien de moeder op dit moment niet in staat is om de verantwoordelijkheden van het ouderlijk gezag te dragen.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om voorlopige voogdij, die als dringend en noodzakelijk werd beoordeeld om de belangen van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant belast met de voorlopige voogdij voor de duur van twee weken, van 6 maart 2024 tot 20 maart 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling die later zal plaatsvinden.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betrokken, en heeft geconcludeerd dat de maatregel noodzakelijk is om de belangen van de minderjarige te beschermen. De ouders hebben aangegeven dat zij in deze emotioneel zware periode niet in staat zijn om voor hun kind te zorgen, wat de urgentie van de maatregel onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419875 / FA RK 24-1066
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Spoedbeschikking van de kinderrechter over de voorlopige voogdij
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen: de GI, locatie Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft met de moeder in het [ziekenhuis] in [woonplaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige voogdij over [minderjarige] uit spreken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De maatregel is volgens de Raad dringend en onverwijld noodzakelijk om in de gezagsuitoefening over [minderjarige] te voorzien.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:241, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van onder meer de Raad een gecertificeerde instelling belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige voogdij aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Op grond van de inhoud van de stukken oordeelt de kinderrechter dat de verzochte maatregel dringend en onmiddellijk noodzakelijk is om de belangen van [minderjarige] te kunnen behartigen. De kinderrechter heeft daarbij het volgende betrokken. De moeder is geheel onverwacht bevallen van zoon [minderjarige] . De inschatting is dat [minderjarige] geboren is met 34/35 weken. De moeder wist niet dat ze zwanger was. Zij heeft sinds jaren chronische darmklachten en heeft regelmatig buikpijn. Zo ook zaterdag. Aangekomen in het ziekenhuis bleek ze aan het bevallen te zijn en is na twee uur [minderjarige] geboren. Blijkens het verzoekschrift is de geboorte van [minderjarige] niet te bevatten voor beide ouders. De ouders hebben net vier moeilijke jaren achter de rug en kwamen net in een rustigere periode in hun leven. De geboorte van [minderjarige] komt voor hen geheel onverwachts in hun gezin waar al drie kinderen zijn. De ouders zijn overweldigd en hebben gesprekken gehad met zowel het FIOM als vertrouwenspersonen om hen heen. Zij geven aan dat zij gebruik willen maken van de drie maanden bedenktijd binnen de procedure afstand ter adoptie, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken in alle rust en niet binnen de weerwar aan emoties die zij nu
ervaren. Voor nu kunnen en willen de ouders niet zelf voor [minderjarige] zorgen.
4.4.
De kinderrechter stelt vast, gelet op het voorgaande, dat de moeder in elk geval op dit moment en mogelijk ook in de toekomst niet bereid dan wel in staat is het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit te oefenen en de daarbij horende verantwoordelijkheid voor beslissingen - waaronder in dit stadium op het medisch/zorgvlak - in het belang van haar kind zelfstandig te nemen. Hierdoor is er sprake van een gezagsvacuüm. De kinderrechter is van oordeel dat het verhoor van de Raad en de belanghebbende niet kan worden afgewacht en dat de verzochte maatregel dringend en noodzakelijk is teneinde de belangen van de baby te kunnen behartigen.
4.5.
De moeder, de vader, de Raad en de GI worden in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over het onderhavige verzoek tijdens de hierna genoemde mondelinge behandeling. In afwachting daarvan, zal de kinderrechter de GI belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 6 maart 2024 tot 20 maart 2024. Verdere beslissingen worden pas genomen als de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
4.6.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
belast Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met de voorlopige voogdij over [minderjarige] met ingang van 6 maart 2024 tot 20 maart 2024;
5.2.
bepaalt dat aan de GI alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de voornoemde minderjarige die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden toegekend met ingang van 6 maart 2024 tot 20 maart 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een
aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
5.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de Raad, de GI, de vader en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, (mr. Phillips) in het gerechtsgebouw aan Stationslaan 10 te Breda, op
[datum] 2024 te [uur], teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
5.6.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder, de Raad en de GI;
5.7.
bepaalt dat de vader middels een aparte brief wordt opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
5.8.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.