ECLI:NL:RBZWB:2024:1501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419869 / JE RK 24-405
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp en pleegzorg

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [minderjarige] acuut onveilig is, gezien de zorgen over haar veiligheid en de problematische thuissituatie. De ouders van [minderjarige] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en de vader als belanghebbenden zijn aangemerkt. De GI heeft verzocht om een brede machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een pleeggezin voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand horen van partijen. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de acute situatie besloten dat het noodzakelijk is om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een geschikte voorziening, met de mogelijkheid voor een mondelinge behandeling om de situatie verder te bespreken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de mogelijkheid voor [minderjarige] gecreëerd om haar mening kenbaar te maken tijdens een kindgesprek, en heeft de verdere behandeling van het verzoek aangehouden tot de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/419869/ JE RK 24/405 (spoed)
C/02/419871/ JE RK 24/407 (regulier)
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. R. Haze te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader.
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van 6 maart 2024, ingekomen ter griffie op diezelfde datum.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder, echter op het moment van de indiening van het verzoek verblijft zij tijdelijk bij de vader.
2.3
Laatstelijk, bij beschikking van 22 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 januari 2024 tot 12 januari 2025.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt met spoed om een ‘brede machtiging’ tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van vier weken en om deze beschikking onverwijld af te geven, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen.
3.2
Daarnaast verzoekt de GI om [minderjarige] ‘met een brede machtiging’ in een accommodatie jeugdhulpaanbieder of een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) aansluitend uit huis te mogen plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.3
De GI verzoekt verder om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3
Op grond van de overgelegde stukken is gebleken dat [minderjarige] in haar jonge leven veel heeft meegemaakt en meerdere keren uit huis is geplaatst. Zij is getuige geweest van geweld tussen voor haar belangrijke personen. Als gevolg van de problemen tussen de ouders zijn er zorgen over de veiligheid van [minderjarige] . [minderjarige] is na een verblijf in een pleeggezin terug bij de moeder, haar stiefvader en halfbroertje gaan wonen. De moeder heeft de relatie met de stiefvader verbroken en is uit haar woning vertrokken. De moeder verblijft samen met [minderjarige] en haar halfbroer bij oma (moederzijde). Ook binnen die situatie is [minderjarige] getuige geweest van een fikse ruzie. Naast zorgen over de veiligheid van [minderjarige] zijn er ook zorgen op andere gebieden. Volgens de GI is de moeder onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] , is de basale verzorging van [minderjarige] niet op orde, is de moeder ambivalent jegens hulpverlening, zijn er zorgen over de emotieregulatie van de moeder, is er sprake van spanningen in de relatie tussen de moeder en stiefvader, is de moeder slecht bereikbaar voor school en zijn er zorgen over de gezinssituatie vanwege forse gedragsproblemen en agressie door het halfbroertje van [minderjarige] .
4.4
Recent heef de moeder heftig gereageerd op het advies om [minderjarige] binnen [zorginstelling] . De moeder heeft daarbij voor [minderjarige] schadelijke uitspraken gedaan. De GI heeft daarop bij de rechtbank een verzoek ingediend tot een machtiging tot uithuisplaatsing, welk verzoek door de kinderrechter wordt behandeld op 13 maart 2024. [minderjarige] verblijft sindsdien, met instemming van de moeder, bij de vader en diens partner. Echter in die situatie zijn er toenemende spanningen en zorgen, vanwege de beperkte draagkracht van de vader, de spanningen tussen de vader en zijn partner waarvan [minderjarige] getuige is en de zorgelijke uitspraken die de vader doet. [minderjarige] heeft daarbij zorgelijke uitspraken gedaan over haar eigen veiligheid.
4.5
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De situatie van [minderjarige] bij de vader acht de kinderrechter acuut onveilig. Een (terug)plaatsing bij de moeder acht de kinderrechter op dit moment niet mogelijk.
4.6
De kinderrechter zal het (spoed)verzoek van de GI om een brede machtiging in die zin toewijzen, dat wordt toegestaan om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of in een voorziening voor pleegzorg. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI tijdens na te melden mondelinge behandeling nader kan toelichten welke plek de GI voor [minderjarige] uiteindelijk nodig wordt acht en welke plek het meest passend en veilig wordt geacht.
4.7
De GI, de moeder en haar advocaat en de vader worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna vermelde mondelinge behandeling. [minderjarige] krijgt de mogelijkheid om haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij krijgt hiervoor een aparte uitnodiging. De kinderrechter geeft [minderjarige] mee dat het haar ook vrijstaat om de kinderrechter een brief te schrijven of niets te doen.
4.8
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de ‘brede’ machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twee weken worden verleend, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek.
4.9
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) én een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van
6 maart 2024 tot 20 maart 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek om een (aansluitende) machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [tijd]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Phillips), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder en haar advocaat, de vader en de GI;
5.5
bepaalt dat [minderjarige] door de griffier bij separate brief wordt opgeroepen om, als zij dat wil, haar mening kenbaar te maken tijdens een kindgesprek;
5.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.