ECLI:NL:RBZWB:2024:1504
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, die de waarde van de woning op 1 januari 2020 had vastgesteld op € 1.046.000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 januari 2024, waarbij zowel de gemachtigde van de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet aannemelijk heeft gemaakt, noch de belanghebbende. Beide partijen hebben hun eigen referentiewoningen aangedragen ter onderbouwing van hun standpunten, maar de rechtbank oordeelde dat geen van beide partijen erin was geslaagd om de voorgestelde waarde aannemelijk te maken. De rechtbank heeft daarom zelf de waarde van de woning schattenderwijs vastgesteld op € 1.000.000, rekening houdend met de vergelijkbaarheid van de referentiewoningen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de WOZ-waarde van de woning moest worden verminderd tot € 1.000.000. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 2.370 aan proceskosten aan de belanghebbende, en moest het griffierecht van € 50 worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.