Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[huurder 1] ,
2.
[huurder 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
132,00
20 september 2023 door de kantonrechter gewezen vonnis tussen [huurder 2] en [huurder 1] is echter de rechtsgrond voor die verbintenis komen te vervallen. In dit vonnis is immers bepaald dat [huurder 2] de huur niet langer voortzet met ingang van 5 januari 2023. [verhuurder] heeft er nog op gewezen dat de betalingen deels door de moeder van [huurder 2] zijn verricht en dat deze betalingen zijn verricht om de schuld van beide huurders te voldoen. De kantonrechter acht onvoldoende onderbouwd dat de betalingen zijn gedaan om ook een schuld van [huurder 1] (en niet alleen van [huurder 2] ) te voldoen. Het enkele feit dat de betalingen zijn verricht door de moeder van [huurder 2] is daartoe onvoldoende, zeker nu zij bij de betaling telkens als omschrijving “huur annemee” heeft vermeld.
5.De beslissing
€ 2.806,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023;