ECLI:NL:RBZWB:2024:1519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10583913 CV EXPL 23-2119 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling vervangende schadevergoeding wegens gebreken aan laminaatvloer afgewezen

In deze civiele zaak vorderden eisers, bestaande uit twee personen, betaling van vervangende schadevergoeding van de gedaagde partij, Vloeren Expert Groep B.V., vanwege gebreken aan een door hen geleverde laminaatvloer. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van de opdrachtnemer, waardoor de omzettingsverklaring en het daarop gebaseerde beroep op vervangende schadevergoeding geen effect hadden gesorteerd. De procedure begon met een offerte van Vloeren Expert Groep B.V. voor het leveren en leggen van een laminaatvloer, die op 8 februari 2020 door eisers werd geaccepteerd. Na meerdere meldingen van gebreken aan de vloer, waaronder het bol staan van de vloer, heeft de gedaagde partij herstellingspogingen ondernomen. Echter, na herhaaldelijke klachten en een deskundigenonderzoek, waarin werd geconstateerd dat de gebreken te maken hadden met het niet dilateren van de vloer, hebben eisers besloten om de vloer te vervangen en vorderden zij schadevergoeding. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij niet in verzuim verkeerde, omdat zij herstellingspogingen had gedaan en eisers niet de mogelijkheid hadden geboden om binnen een redelijke termijn tot herstel over te gaan. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10583913 \ CV EXPL 23-2119
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand,
tegen
VLOEREN EXPERT GROEP B.V. M.H.O.D.N. LAMINAAT EXPERT,
te Zwijndrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VEG,
procederend in de persoon van [directeur] .

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of VEG schadevergoeding moet betalen aan [eisers] voor het vervangen van de door VEG geleverde laminaatvloer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023;
- de mondelinge behandeling van 30 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 3 februari 2020 heeft VEG aan [eisers] een offerte uitgebracht voor het leveren en leggen van een laminaatvloer, inclusief plinten, op de gehele bovenverdieping van de woning van [eisers] , behalve de badkamer.
2.2.
Op 8 februari 2020 heeft [eisers] de showroom van VEG bezocht en de offerte geaccepteerd, waarbij partijen zijn overeengekomen dat de vloer op 8 en 9 juni 2020 zal worden geleverd en gelegd, tegen betaling van een bedrag van € 3.895,00.
2.3.
Op 8 juni 2020 is de vloer gelegd door een (door VEG ingeschakelde) parketteur.
2.4.
Op 17 juli 2020 heeft [eisers] bij VEG melding gemaakt van het bol staan van de vloer, waarna de vloer tussen 21 en 24 juli 2020 door VEG is hersteld.
2.5.
Op 22 oktober 2020 heeft [eisers] wederom een melding gemaakt van het bol staan van de vloer, waarna VEG de vloer op 30 oktober 2021 heeft hersteld.
2.6.
Op 9 november 2021 heeft [eisers] wederom bij VEG een melding gedaan over het bol staan van de vloer, waarna VEG de vloer op 23 november 2021 heeft hersteld.
2.7.
Op 27 december 2021 heeft VEG wederom een melding gedaan bij VEG over het bol staan van de vloer, waarna een parketteur namens VEG op 18 januari 2022 een bezoek heeft gebracht aan [eisers] teneinde de situatie te beoordelen.
2.8.
Vervolgens heeft VEG [eisers] per e-mail van 31 januari 2022 bericht dat zij de klacht van [eisers] heeft doorgezet naar de leverancier van de vloer.
2.9.
Bij e-mail van 8 februari 2022 heeft VEG het volgende aan [eisers] bericht:
“De reden dat ik de leverancier heb aangestuurd is vanwege het feit dat de parketteer mij heeft aangegeven dat dit niet geheel te verwijten valt aan het niet dilateren.
Hij vertelde mij dat de omhoog staande planken her en der verspreid zijn in de woning. Dit is niet standaard van een te strak geplaatste vloer.
Dit is de reden dat ik er iemand anders naar wil laten kijken.
Het nu dan natuurlijk niet zo dat er geen herstel komt. Dit zal gewoon uitgevoerd worden , alleen moet ik even de uitslag van de schouw van de leverancier afwachten”.
2.10.
Op 23 maart 2022 heeft de leverancier de vloer bezichtigd.
2.11.
Op 21 april 20223 geeft VEG aan dat de parketteur die de vloer heeft gelegd wil komen kijken voor herstel.
2.12.
Op 15 mei 2022 stuurt [eisers] een e-mail aan VEG met nogmaals een opsomming van alle problemen met de vloer en verzoekt zij om inzage van het rapport van de leverancier.
2.13.
Op 17 mei 2022 stelt VEG nogmaals voor de parketteur langs te sturen voor een bezichtiging in verband met herstel van de vloer.
2.14.
Op 30 mei 2022 geeft [eisers] aan geen vertrouwen meer te hebben in herstel van de vloer en geeft zij aan terugbetaling van de aanschafwaarde van de vloer te wensen.
2.15.
Bij brief van 22 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] aan VEG kenbaar gemaakt dat een onafhankelijke deskundige zal worden ingeschakeld ter beoordeling van de gebreken. Tevens is VEG daarin verzocht om het rapport van de bevindingen van de leverancier toe te sturen. Dit heeft VEG niet gedaan.
2.16.
Op 19 september 2022 heeft in opdracht van [eisers] , in bijzijn van [eisers] en VEG, een deskundigenonderzoek plaatsgevonden in de woning door [adviesbureau] (hierna: [adviesbureau] ), naar aanleiding waarvan [adviesbureau] op 4 oktober 2022 een rapport heeft opgemaakt.
2.17.
Het rapport van de [adviesbureau] vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
Herstel:
Herstel is mogelijk door het laminaat op de plaatsen waar de niveauverschillen en beschadigingen zitten op te nemen en de vervormde en beschadigde stroken te vervangen.
Op de plaatsen waar het laminaat vast ligt, alsnog vrij te zagen.
Het laminaat in een van de kleedkasten opnemen, een dikkere ondervloer aanbrengen zodat er geen niveauverschil is en het laminaat terug leggen.
De schade aan de muren moet worden hersteld.
Volgens de legvoorschriften van de laminaat fabrikant moeten de vloervlakken worden gedilateerd.
Mevrouw [eiser 1] heeft aangegeven dat zij strips tussen de verschillende vloervlakken niet moot vindt en dat dit ook niet is overeengekomen.
Indien de vloervlakken niet worden gedilateerd, blijft echter het risico door de grote van het totale oppervlak en de te grote overspanning van het oppervlak, dat het laminaat opnieuw kan gaan opbollen”.
2.18.
Bij brief van 28 november 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] het volgende aan VEG bericht:
“In bijgaand deskundigenbericht zijn alle klachten van cliënten door de deskundige behandeld. Elke klacht is door de deskundige gegrond verklaard. Dit houdt in dat alle klachten die cliënten hebben aangedragen aan u te wijten zijn.(…)
De kosten voor het herstel van de gebreken en de daaruit voortvloeiende schade zullen niet opwegen tegen het aankoopbedrag van € 3.895,00.
Gezien het bovenstaande doe ik u namens cliënten, louter om proceseconomische redenen, het volgende voorstel. U restitueert het bedrag van € 3.895,00 aan cliënten en cliënten doen geen beroep meer op u voor herstel van de gebreken en de gevolgschade. Op deze manier komt er hopelijk een vlot einde aan wat anders een lange en slepende procedure zou worden”.
2.19.
In reactie op de brief van 28 november 2022 heeft VEG op 9 december 2022 aan de gemachtigde van [eisers] – onder meer – het volgende te kennen gegeven:
“Wij zijn van mening dat de vloer dusdanig goed gelegd en hersteld is zonder het gebruik van dilatatieprofielen. De klachten van mevrouw [eiser 1] zijn vooral ontstaan door gebruikersschade en vochtschade. Dat het laminaat tegen een wand vast is komen te liggen (in de slaapkamer) is te herleiden naar het feit dat we geen dilatatieprofielen mochten plaatsen. Dit is de risico die mevrouw [eiser 1] nam door ons de kans te ontnemen om dilatatievoegen aan te brengen. Wij zien verder niet in dat wij legfouten hebben gemaakt. (…)
Het feit dat mevrouw [eiser 1] expliciet geen dilatatieprofielen wilde hebben, heeft risico’s met zich meegebracht. De risico’s zijn op voorhand aan mevrouw [eiser 1] meerdere keren uitgelegd en doordat mevrouw [eiser 1] alsnog geen dilatatieprofielen liet plaatsen, heeft zij alle risico’s aanvaard.
(…)
Mocht mevrouw [eiser 1] alsnog wensen dat dat wij de vloer gaan dilateren om de laatste klachten van mevrouw enigszins te verminderen, dan moeten wij helaas hier kosten voor in rekening brengen”.
2.20.
In reactie daarop heeft de gemachtigde van [eisers] op 19 januari 2023 het volgende aan de gemachtigde van [eisers] bericht:
“U hebt in uw e-mail d.d. 9 december 2022 aangegeven niet bereid te zijn tot kosteloos herstel. Daarmee bent u in verzuim komen te verkeren. Cliënten maken dan ook geen aanspraak meer op nakoming maar op (vervangende) schadevergoeding. Deze brief is dan ook een omzettingsverklaring in de zin van 6:87 BW. Zodra er duidelijkheid is over de totale herstelkosten, bericht ik u nader”.
2.21.
Bij brief van 16 februari heeft de gemachtigde van [eisers] VEG gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 9.362,82 aan vervangende schadevergoeding.
2.22.
VEG heeft bij e-mail van 29 februari 2023 aan de gemachtigde van [eisers] te kennen gegeven niet tot betaling over te zullen gaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – VEG te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 9.362,82 aan schadevergoeding, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met een bedrag van € 728,42 inclusief btw aan expertisekosten en een bedrag van € 843,14 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van VEG in de proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
[eisers] legt – samengevat – de navolgende stellingen aan haar vordering ten grondslag. Tussen [eisers] en VEG is een overeenkomst tot consumentenkoop en aanneming van werk tot stand gekomen. Na het leveren en leggen van de vloer zijn er gebreken geconstateerd die te wijten zijn aan VEG. De schade die hierdoor is ontstaan is voor rekening en risico van VEG, aangezien zij ondeugdelijk werk heeft geleverd. [eisers] heeft VEG ruimschoots in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. Nu VEG de gebreken ook na de vierde herstelpoging niet heeft verholpen, verkeert zij in verzuim. [eisers] zag zich zodende genoodzaakt om de gebreken voor eigen rekening weg te nemen en de kosten daarvoor als schade op VEG te verhalen. Al zou het zo zijn dat [eisers] VEG ook na de vierde herstelpoging de gelegenheid had moeten geven om de vloer te herstellen, dan is VEG in verzuim komen te verkeren, omdat zij te kennen heeft gegeven de vloer alleen nog te willen herstellen tegen betaling. Om de gebreken weg te nemen is de gehele vloer vervangen. Voor het afvoeren van de oude vloer zijn kosten gemaakt. Verder heeft [eisers] kosten moeten maken voor het leggen en installeren van de nieuwe vloer en het plakken van de plinten. Op grond hiervan vordert [eisers] een vervangende schadevergoeding. Tot slot hebben herstelwerkzaamheden plaatsgevonden voor de schade die is aan gebracht door VEG aan de muren van [eisers] , tijdens de uitvoering van herstelwerkzaamheden, welke kosten zijn te kwalificeren als gevolgschade.
3.2.
VEG voert verweer. Zij stelt – samengevat – dat zij aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. VEG heeft in overeenstemming met artikel 7:754 BW [eisers] meermaals gewaarschuwd voor de potentiële risico’s van het niet plaatsen van dilatatieprofielen. Ondanks deze duidelijke en herhaaldelijke waarschuwingen heeft [eisers] er bewust voor gekozen om deze adviezen te negeren en heeft zij de mogelijke gevolgen van haar beslissing geaccepteerd. VEG betwist op meerdere punten de juistheid van de bevindingen over de oorzaak van de gebreken aan de vloer van de door [eisers] ingeschakelde deskundige en stelt bovendien dat de vloer door toedoen van [eisers] waterschade heeft opgelopen. Tot slot voert VEG verweer tegen het feit dat [eisers] vergoeding vordert van de inmiddels opnieuw aangeschafte (duurdere) PVC vloer, terwijl VEG een (minder dure) laminaatvloer heeft geleverd en dat [eisers] tevens de kosten van de geplaatste laminaatvloer terugvordert.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

oorzaak gebrek
4.1.
Vast staat dat er gebreken waren aan de door VEG gelegde laminaatvloer en dat de oorzaak hoofdzakelijk was gelegen in het niet dilateren van de vloer. Dit volgt niet alleen uit het rapport van de deskundige van 4 oktober 2022, maar ook uit het standpunt van VEG dat zij [eisers] heeft geadviseerd de vloer te dilateren, maar dat [eisers] dit herhaaldelijk heeft geweigerd, hetgeen volgens VEG heeft geleid tot gebreken. [eisers] vordert op grond van artikel 6:87 BW vervangende schadevergoeding.
vervangende schadevergoeding
4.2.
Uit artikel 6:87 BW volgt dat voor zover nakoming van een verbintenis niet al blijvend onmogelijk is, de verbintenis kan worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. Geen omzetting vindt plaats, die door de tekortkoming, gezien haar ondergeschikte betekenis, niet wordt gerechtvaardigd.
verzuim
4.3.
Het verzuim treedt in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.4.
Vaststaat dat VEG naar aanleiding van klachten van [eisers] over de vloer tot vier maal toe herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de vloer en dat na de herstelwerkzaamheden de klachten telkens (tijdelijk) waren opgelost. [eisers] heeft vervolgens op 27 december 2021 wederom geklaagd over gebreken aan de vloer. Naar aanleiding daarvan heeft VEG de leverancier van de vloer ingeschakeld om de klachten te beoordelen en heeft VEG op 21 april 2023 en op 17 mei 2022 aangeboden om de parketteur langs te sturen om te kijken naar de mogelijkheden voor herstel. [eisers] heeft daarop te kennen gegeven geen vertrouwen meer te hebben in herstel van de vloer, waarna – na inschakeling van haar gemachtigde – een onderzoek heeft plaatsgevonden door [adviesbureau] .
Uit het rapport van [adviesbureau] volgt dat de vloer gebreken vertoont die te herstellen zijn door het dilateren van de vloer. Gesteld noch gebleken is dat VEG op het moment van het uitbrengen van het rapport van [adviesbureau] niet meer tot herstel bereid was. De gemachtigde van [eisers] heeft naar aanleiding van het rapport bij brief van 28 november 2022 aan VEG een voorstel tegen finale kwijting gedaan. [eisers] heeft VEG echter niet de mogelijkheid geboden om binnen een redelijke termijn tot herstel van de door de deskundige geconstateerde gebreken over te gaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat op het moment van het versturen van de brief van 28 november 2022 [eisers] reeds tot het verwijderen van de laminaatvloer is overgegaan en zij ter vervanging een nieuwe PVC vloer heeft laten leggen. Dit blijkt ook uit de door [eisers] als productie 14 overgelegde facturen, waaruit volgt dat op 4 en 23 november 2022 aan haar containers zijn geleverd (ten behoeve van het sloopafval van de laminaatvloer). Dit betekent dat op het moment van het verzenden van de brief van de gemachtigde van [eisers] van 19 januari 2023, waarin zij aan VEG mededeelt dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert, niet in verzuim verkeerde.
conclusie
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de omzettingsverklaring van 19 januari 2023 van [eisers] en het daarop gebaseerde beroep op vervangende schadevergoeding op basis van artikel 6:87 BW geen effect hebben gesorteerd. De vordering van [eisers] zal daarom worden afgewezen.
proceskosten
4.6.
Omdat [eisers] ongelijk krijgt dient zij de proceskosten van VEG te vergoeden. VEG naar de zitting gekomen. Gelet daarop worden de te vergoeden kosten forfaitair begroot op € 50,00 aan reis- en verblijfkosten (artikel 238 Rv.).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eisers] af;
5.2.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van VEG begroot op € 50,00 aan reis- en verblijfkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op
6 maart 2024.