ECLI:NL:RBZWB:2024:1526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11271
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen verkeersbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het verzoek van eisers om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De zaak betreft een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, dat op 30 december 2022 is genomen. Dit besluit hield in dat er verkeersborden zouden worden geplaatst en maatregelen op of aan de weg zouden worden genomen voor het reserveren van parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, specifiek voor de locatie [straat]. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 15 mei 2023, waarna eisers beroep instelden.

De rechtbank Oost-Brabant verwees de zaak naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waar het beroep op 9 februari 2024 werd behandeld. Tijdens de zitting trok de gemachtigde van het college het verkeersbesluit in voor de locatie [straat], wat leidde tot de intrekking van het beroep door eisers. Zij verzochten echter om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het college instemde met de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelt dat, omdat het college tegemoet is gekomen aan de eisers door het verkeersbesluit in te trekken, er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt de reiskosten van eisers vast op € 23,04, maar wijst het verzoek om vergoeding van het griffierecht af, omdat dit door een rechtspersoon is voldaan. De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 23,04.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van eisers om een veroordeling van het college in de proceskosten.
In het besluit van 30 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college een verkeersbesluit genomen. Dit besluit hield in dat er, in verband met het reserveren van steeds twee parkeerplaatsen in diverse straten van de gemeente ’s-Hertogenbosch ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen, verkeersborden zouden worden geplaatst en maatregelen op of aan de weg zouden worden genomen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt voor zover het ziet op de locatie [straat] .
In het besluit van 15 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij beslissing van 23 november 2023 van Rechtbank Oost-Brabant is de zaak verwezen naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Het beroep is gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder nummer BRE 23/11272 besproken op de zitting van de rechtbank op 9 februari 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van het college, mr. P.W.G.M. Christophe.
De gemachtigde van het college heeft op de zitting het verkeersbesluit ingetrokken voor zover het ziet op het reserveren van parkeerplaatsen voor het realiseren van een laadpaal voor elektrische voertuigen in de [straat] ter hoogte van [nummer] in
[plaats] .
Naar aanleiding hiervan hebben eisers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft ter zitting ingestemd met de vergoeding van de proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
3. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoet gekomen. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit voor zover dat zag op de locatie [straat] . Met de gedeeltelijke intrekking van het verkeersbesluit tijdens de zitting van 9 februari 2024 is het college dus tegemoet gekomen aan het beroep van eisers.
4. Nu het college aan het beroep van eisers tegemoet is gekomen, bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eisers hebben verzocht om vergoeding van de door hen gemaakte reiskosten. De rechtbank stelt deze reiskosten vast op een bedrag van € 23,04. Van andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht is niet gebleken.
5. De rechtbank veroordeelt het college niet tot vergoeding van het griffierecht. Ter zitting is door eisers verzocht om het in de samenhangende zaak met kenmerk
BRE 23/11272 betaalde griffierecht ter hoogte van € 365,- bij deze uitspraak te betrekken. De griffier van Rechtbank Oost-Brabant heeft aan de griffier van deze rechtbank bevestigd dat het griffierecht tijdig was voldaan. Nu echter het bedrag van € 365,- in rekening wordt gebracht aan rechtspersonen, eisers als natuurlijke personen in deze procedure beroep hebben ingesteld en zij ter zitting hebben verklaard dat Vereniging ’t Zand het griffierecht heeft voldaan, zal de rechtbank het college in deze zaak niet veroordelen tot betaling van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 23,04.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 7 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.