ECLI:NL:RBZWB:2024:1538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
BRE 24/1450
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over geheimhouding van documenten in belastingzaak

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een geheimhoudingsbeslissing genomen in een belastingzaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 20 februari 2024 een verzoek ingediend om geheimhouding van bepaalde documenten op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek betrof vier stukken waarvan de inspecteur meende dat deze deels geheimgehouden moesten worden. De gemachtigde van de belanghebbende heeft op 29 februari 2024 gereageerd en aangegeven niet in te stemmen met de geheimhouding van twee van de vier stukken.

De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet geschikt maakte. De geheimhoudingskamer heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en een afweging gemaakt tussen het belang van de belanghebbende bij kennisneming en de redenen van de inspecteur voor geheimhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat bijlagen 2 en 4 konden worden geheimgehouden, omdat de belanghebbende hiermee instemde. Voor bijlage 1, een e-mailcorrespondentie, oordeelde de rechtbank dat deze onder de vertrouwelijkheid van juridisch intern beraad viel, wat gewichtige redenen voor geheimhouding rechtvaardigde.

Met betrekking tot bijlage 3, een interne nieuwsbrief, oordeelde de rechtbank dat de geschoonde gegevens persoonsgegevens van de auteur bevatten en controle-strategische informatie. Het belang van de bescherming van deze persoonsgegevens en de controle-strategische informatie woog zwaarder dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming. De rechtbank heeft het verzoek om geheimhouding van de inspecteur toegewezen en de beslissing is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
Zaaknummer: BRE 24/1450
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma)
en
de inspecteur van de Belastingdienst.

1.Het verzoek

1.1.
De inspecteur heeft bij brief, met dagtekening 20 februari 2024 (de aanbiedingsbrief), een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. In die brief is het verzoek om geheimhouding toegelicht. De inspecteur heeft daarbij een geschoonde en een ongeschoonde versie overgelegd van de stukken die volgens hem deels geheimgehouden moet worden (de geheimgehouden stukken). Het betreft vier stukken. De rechtbank heeft een afschrift van deze aanbiedingsbrief en de geschoonde stukken aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
1.2.
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 29 februari 2024 gereageerd op het verzoek van de inspecteur. Daarbij heeft de gemachtigde aangegeven dat niet ingestemd wordt met geheimhouding van twee van de vier geheimgehouden stukken.
1.3.
De geheimgehouden stukken zijn als volgt te omschrijven:
- Bijlage 1: e-mailcorrespondentie tussen medewerker Centrale Unit Accijns (CUA) en Vaktechnisch coördinator (de e-mailcorrespondentie);
- Bijlage 2: e-mailcorrespondentie tussen medewerkers CUA;
- Bijlage 3: Interne nieuwsbrief Vaktechniek toezicht 2022 nummer 5 (nieuwsbrief);
- Bijlage 4: Bijlage 1 bij nadere toelichting bezwaar.
Ten aanzien van bijlage 2 en 4 heeft belanghebbende aangegeven het eens te zijn met geheimhouding van de daarin geschoonde tekst.
Ten aanzien van bijlage 1 (de e-mailcorrespondentie) doet de inspecteur een beroep op vertrouwelijkheid van intern beraad. Ten aanzien van bijlage 3 (de interne nieuwsbrief) heeft de inspecteur aangegeven dat de naam en functie van de auteur geschoond zijn, onder verwijzing naar het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft de inspecteur aangegeven dat de overige geschoonde delen van bijlage 3 controle-strategische informatie bevat. De wijze waarop de Douane toezicht houdt dient niet openbaar te worden gemaakt. Het belang dat een bestuursorgaan haar toezichtstaken juist kan uitvoeren weegt zwaarder dan het belang van belanghebbende om inzage te hebben in deze informatie, aldus de inspecteur.

2.Overwegingen

Geen zitting
2.1.
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1] In wat belanghebbende heeft aangevoerd heeft de geheimhoudingskamer geen aanleiding gezien om wel een zitting te houden. De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat niet (voldoende) duidelijk is gemaakt wat de toegevoegde waarde daarvan zou zijn gelet op het feit dat enerzijds tijdens zo een zitting de geheimgehouden stukken als zodanig niet besproken zouden kunnen worden en anderzijds belanghebbende zich op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding.
Algemeen
2.2.
De omstandigheid dat een stuk een stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb is, brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt immers aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
2.4.
Uit de aanbiedingsbrief van de inspecteur leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant a. als bedoeld in 2.3.
2.5.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.6.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om delen van de stukken geheim te houden.
Bijlagen 2 en 4
2.7.
Ten aanzien van bijlage 2 en 4 heeft belanghebbende aangegeven dat zij het eens is met geheimhouding van de geschoonde tekst. De geheimhoudingskamer ziet geen aanleiding hier anders over te beslissen en zal daarom het verzoek om geheimhouding van bijlage 2 en 4 toewijzen.
2.8.
Overigens begrijpt de geheimhoudingskamer dat er mogelijk sprake is van een miscommunicatie tussen partijen ten aanzien van een aantal stukken die onderdeel uitmaken van bijlage 4. Uit het dossier en de aanbiedingsbrief van de inspecteur blijkt de stelling van de inspecteur dat hij niet beschikt over de ongeschoonde facturen van [bedrijf] (een onderdeel van bijlage 4) en deze stukken op deze wijze - de rechtbank begrijp inclusief de zwartgelakte delen - heeft verkregen. De rechtbank merkt op dat deze specifieke facturen naar het lijkt niet betrokken kunnen zijn in deze procedure omdat de inspecteur kort gezegd ten aanzien van deze stukken niets geheim wenst te houden maar de stukken zo heeft verkregen.
Bijlage 1: e-mailcorrespondentie
2.9.
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat bijlage 1 e-mailcorrespondentie betreft die valt onder de vrijheid en vertrouwelijkheid van juridisch intern beraad van de inspecteur. Dit kan een belang zijn dat geheimhouding van stukken op grond van artikel 8:29 van de Awb kan rechtvaardigen. [2] Dat kan anders zijn indien de inhoud van die stukken ook bijvoorbeeld niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevat, waardoor het verdedigingsbelang van belanghebbende in het gedrang zou kunnen komen. Daarvan is de geheimhoudingskamer echter niet gebleken. Gelet op de aard en inhoud van de emailcorrespondentie is de geheimhoudingskamer van oordeel dat het belang van de inspecteur bij geheimhouding aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor de gehele e-mailcorrespondentie in bijlage 1 geldt dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van dit stuk gerechtvaardigd is.
Bijlage 3: interne nieuwsbrief
2.10.
De geheimhoudingskamer overweegt dat de geschoonde gegevens in de interne nieuwsbrief kunnen worden onderverdeeld in persoonsgegevens van de auteur en controle-strategische informatie.
2.11.
De geheimhoudingskamer overweegt dat met betrekking tot de persoonsgegevens van de auteur van de nieuwsbrief het algemeen belang bij bescherming van die persoonsgegevens in het onderhavige geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende stelt te hebben bij kennisneming van deze gegevens. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze gegevens sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.12.
Met betrekking tot de controle-strategische informatie overweegt de geheimhoudingskamer dat het door de inspecteur genoemde argument dat de controlestrategie niet openbaar gemaakt dient te worden een deugdelijke grond is voor geheimhouding van de geschoonde stukken, gelet op de inhoud van die passages.
Het belang dat de inspecteur zijn toezichtstaken juist dient uit te voeren weegt aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming van die gegevens. De stelling van gemachtigde dat delen van het stuk die niet geschoond zijn ook controle-strategische informatie bevatten, maakt het oordeel van de geheimhoudingskamer niet anders. De geheimhoudingskamer beslist namelijk enkel of geheimhouding van de geschoonde onderdelen gerechtvaardigd is en dat de inspecteur mogelijkerwijs ook nog andere delen gerechtvaardigd had kunnen schonen is voor die toetsing niet relevant.
2.13.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde delen van dit stuk gerechtvaardigd is.

3.Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is genomen door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 11 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier, de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.
2.Vergelijk de conclusie van A-G Wattel van 25 april 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BA3851, punten 4.15 en 4.21.