ECLI:NL:RBZWB:2024:1543
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording en geslotenverklaring
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 9 april 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene was niet bekend in Breda en had geprobeerd te parkeren bij de Barones, maar de parkeergarage was vol. Hierdoor volgde zij de borden naar een andere parkeerplaats, maar kwam uiteindelijk in de situatie terecht dat zij de geslotenverklaring negeerde, omdat zij geen mogelijkheid had om te keren of af te slaan door het drukke verkeer.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar heeft ook verzocht om de boete met 25% te matigen, omdat betrokkene niet was gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de onduidelijke bebording en de omstandigheden waaronder betrokkene handelde. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald.
De uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Breeman, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.