ECLI:NL:RBZWB:2024:1554

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10589649 - MB VERZ 23-347
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood verkeerslicht en identiteitsfraude

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op de Nieuwe Kadijk te Breda op 19 april 2022. Betrokkene stelde dat hij slachtoffer was van identiteitsfraude en dat hij te laat op de hoogte was van de regels omtrent het indienen van beroep, waardoor zijn beroepschrift te laat was ingediend. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kon worden toegerekend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De identiteit van de bestuurder was vastgesteld op basis van het rijbewijs van de betrokkene, dat niet was gestolen of kwijtgeraakt. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht door de officier van justitie, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd, omdat er sprake was van een structurele schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de inleidende beschikking werd gedeeltelijk gewijzigd, waarbij het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10589649 \ MB VERZ 23-347
CJIB-nummer: 1062 5422 4887 6170
uitspraakdatum: 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Nieuwe Kadijk te Breda op 19 april 2022 om 21:31 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Betrokkene is er te laat achter gekomen dat hij aangifte van identiteitsfraude moest doen en heeft daardoor te laat beroep ingesteld bij de kantonrechter, waardoor het beroepschrift te laat is ingediend. Betrokkene heeft op 25 juni 2022 aangifte gedaan van identiteitsfraude.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat dit de eerste keer is dat dit hem overkwam en hij daardoor niet van de regels op de hoogte was. Het rijbewijs van betrokkene is niet kwijtgeraakt of gestolen. Daarnaast heeft betrokkene aangegeven dat als het één keer kan voorkomen dat er identiteitsfraude wordt gepleegd, dit ook een tweede keer kan voorkomen. Daar was hier echter nog geen sprake van.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens het niet tijdig instellen van beroep bij de kantonrechter. Betrokkene heeft zes weken de tijd om beroep in te stellen. Betrokkene heeft op 25 juni 2022 aangifte gedaan en de uiterste beroepsdatum was 27 juni 2022. De zittingsvertegenwoordiger ziet in wat is aangevoerd geen verschoonbare termijnoverschrijding.
Subsidiair heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De identiteit van de bestuurder van het voertuig is vastgesteld op basis van het rijbewijs. Betrokkene heeft aangegeven dat zijn rijbewijs niet is gestolen of kwijtgeraakt. De gedraging staat voldoende vast.
De zittingsvertegenwoordiger ziet wel aanleiding de sanctie te matigen nu betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het sanctiebedrag te matigen met 25%.

Overwegingen

Termijnoverschrijding instellen beroep bij de kantonrechter
Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 27 juni 2022. De kantonrechter heeft het digitale beroepschrift echter pas op
29 juni 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd niet op de hoogte te zijn geweest van de geldende regels. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd, dat hij slachtoffer zegt te zijn geweest van identiteitsfraude, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De identiteit van de bestuurder van het voertuig is vastgesteld op basis van het rijbewijs. Nu het rijbewijs niet is gestolen of kwijt is geraakt ziet de kantonrechter geen andere verklaring dan dat betrokkene is staande gehouden en zichzelf heeft geïdentificeerd met zijn rijbewijs.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht door de officier van justitie
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is deels gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.