ECLI:NL:RBZWB:2024:1557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10590807 - MB VERZ 23-352
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging van het boetebedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het laten staan van een voertuig op de weg, waardoor gevaar of hinder voor het verkeer kon ontstaan. De gedraging vond plaats op 28 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 7 augustus 2023, waar de kantonrechter de zaak aanhield om betrokkene de gelegenheid te geven om nadere onderbouwing te geven voor de reden dat de bergingsmaatschappij niet direct ter plaatse kon zijn. Tijdens de zitting op 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, die het voertuig leaset, aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. De gemachtigde stelde dat de pech met het voertuig een onveilige situatie creëerde, maar dat dit niet bewust was gebeurd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen, wat de kantonrechter uiteindelijk heeft gedaan.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende vaststond, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk gematigd tot nihil, omdat de gevolgen van de boete voor de gemachtigde onredelijk waren. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat als zekerheid was betaald, moest door de officier van justitie aan de gemachtigde worden terugbetaald. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10590807 \ MB VERZ 23-352
CJIB-nummer: 2062 5422 4762 8654
uitspraakdatum: 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 augustus 2023. De kantonrechter heeft de zaak toen aangehouden en betrokkene in de gelegenheid gesteld met een nadere onderbouwing aannemelijk te maken om welke reden de bergingsmaatschappij niet direct ter plaatse kon zijn.
De zaak is opnieuw behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd op de Dirk de Botsdijk te Lage Zwaluwe op 28 januari 2022 om 10:50 uur.
Gemachtigde, die het voertuig leaset van betrokkene, heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde geeft aan dat onderdeel van de mobiliteit is dat ook auto’s wel eens de geest geven wat dus ook in dit geval gebeurde. Daarmee creëer je een onveilige situatie, maar wanneer er daarvoor boetes uitgeschreven gaan worden dan wordt autorijden, financieel gezien, wel enorm risicovol. Gemachtigde is van mening dat overmacht in deze situatie meer van toepassing is dan het bewust creëren van een onveilige situatie. Gemachtigde heeft als bewijsstuk een foto van het betreffende moment gevoegd waarop betrokkene zijn display zichtbaar is die een beschrijving van de storing geeft.
Na de eerste zitting heeft gemachtigde een overzicht toegezonden van de (telefonische) contacten die hij die ochtend heeft gehad met de leasemaatschappij en een Skoda-dealer.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd niet te weten waarom het zo lang heeft geduurd voordat de bergingsmaatschappij arriveerde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is voldoende aannemelijk dat het voertuig hinder op de weg heeft veroorzaakt. De zittingsvertegenwoordiger ziet in de omstandigheid dat gemachtigde pech had met zijn voertuig aanleiding om het boetebedrag te matigen tot de helft. De gedraging staat voldoende vast.
De zittingsvertegenwoordiger ziet aanleiding de boete verder te matigen nu betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het sanctiebedrag te matigen met 25%. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt door gemachtigde ook niet betwist. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat gemachtigde heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat gemachtigde direct actie heeft ondernomen door de leasemaatschappij te bellen. Vervolgens lag het op weg van de leasemaatschappij om ervoor te zorgen dat binnen korte termijn een bergingsmaatschappij de auto weg zou slepen. Dat is echter pas na bijna vijf uur gebeurd en dat komt voor rekening en risico van de leasemaatschappij. In beginsel is er dan ook geen reden om de boete te matigen.
Maar het is nu gemachtigde die hiervan de gevolgen ondervindt, omdat de boete door de leasemaatschappij aan hem wordt doorberekend. De boete zal daarom, uitsluitend in het belang van gemachtigde, worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,-, dat als zekerheidstelling is betaald, aan gemachtigde terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.