ECLI:NL:RBZWB:2024:1562
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met wijziging feitcode en matiging boete
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, aangeduid met bord E1, op de Donk te Breda op 13 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, waarbij de kantonrechter de feitcode heeft gewijzigd naar R397j, die betrekking heeft op het parkeren buiten de aangegeven parkeervakken. De kantonrechter heeft ook besloten om de boete met 25% te matigen, omdat de betrokkene niet was gehoord en er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
De uiteindelijke beslissing van de kantonrechter was dat de boete werd gewijzigd naar € 50,- plus € 9,- administratiekosten, en dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan de betrokkene moest worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.