ECLI:NL:RBZWB:2024:1569

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10751999 - MB VERZ 23-534
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens stilstand op verboden plaats met matiging van boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het stil laten staan van een voertuig op een plaats waar dat niet was toegestaan, namelijk op de Akkerstraat te Breda op 5 maart 2022. Betrokkene stelde dat hij aan het laden en lossen was en dat hij zich niet aan de gedraging had schuldig gemaakt. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, de verzoeken van betrokkene afgewezen en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie.

Hierdoor werd het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking gewijzigd en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10751999 \ MB VERZ 23-534
CJIB-nummer: 0062 5422 4807 3241
uitspraakdatum: 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig stil laten staan waar dat niet mag (bord E2, verbod stilstaan) op de Akkerstraat te Breda op 5 maart 2022 om 14:45 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Hij stelt aan het laden en lossen te zijn geweest op een plaats waar dat is toegestaan.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan, kort en zakelijk weergegeven, toegevoegd het niet eens te zijn geweest met de manier waarop de gedraging is geconstateerd en de manier waarop de verbalisanten hem hebben behandeld. Hij stond stil bij de dierenwinkel om zijn vrouw uit te laten stappen en daar mag je staan voor laden/lossen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisanten hebben verklaard dat op de plaats waar betrokkene stil stond een bord E2 stond. Laden en/of lossen op deze plaats is alleen toegestaan op bepaalde tijdstippen. De boete is uitgeschreven om 14.45 uur en op dat tijdstip is laden en/of lossen niet toegestaan. Daarbij heeft de verbalisant ook geen laad en/of losactiviteiten waargenomen.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt wel het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
Overwegingen
Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Laden en/of lossen, ongeacht of dit daadwerkelijk plaats heeft gevonden, is niet toegestaan op het tijdstip dat betrokkene daar stond. Zoals uit Google Maps blijkt is laden en/of lossen alleen toegestaan op bepaalde tijden. Het tijdstip waarop betrokkene een boete opgelegd heeft gekregen viel buiten deze tijden om.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.