In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op de Europaweg te Oosterhout op 7 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had aangevoerd dat het verkeerslicht op oranje stond en dat hij de boete niet kon betalen vanwege zijn financiële situatie, maar de kantonrechter heeft deze argumenten niet onderbouwd geacht.
Echter, de kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, omdat er sprake was van een structurele schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de inleidende beschikking is gedeeltelijk gegrond verklaard, met een wijziging van het boetebedrag.