ECLI:NL:RBZWB:2024:1575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/416150 / FA RK 23/5429
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een verpleeginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2024 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949, in een verpleeginstelling. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft eerder op 6 december 2023 een machtiging verleend voor drie maanden, met aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en verpleegkundigen. De cliënt heeft aangegeven dat het redelijk met haar gaat en dat zij niet langer in de verpleeginstelling wil verblijven. De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, verwijzend naar alternatieven voor opname. Echter, de specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan dementie van het type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel en dat opname noodzakelijk is om haar veiligheid en gezondheid te waarborgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en heeft de machtiging verleend tot en met 6 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416150 / FA RK 23/5429
Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Nadere beschikking van 26 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] ( [locatie] ) in [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. van de Voorde in Middelburg.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere procesverloop blijkt uit de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 6 december 2023, waarin ten aanzien van cliënt een opvolgende rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, en alle daarin opgenomen stukken.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
- de medische verklaring van 9 februari 2024;
- het aanvullend schrijven van het CIZ van 12 februari 2024.
1.2
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens die mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige;
- de heer [naam 3] , echtgenoot van cliënt.
Tevens was aanwezig mevrouw [naam 4] , verpleegkundige, die niet is gehoord.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de totale duur van zes maanden.
2.2
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging, te weten voor de periode van 6 maart 2024 en tot en met 6 juni 2024.

3.De nadere standpunten

3.1
Cliënt benoemt tijdens de mondelinge behandeling dat het wel redelijk met haar gaat. Over haar verblijf in de verpleeginstelling vertelt cliënt dat zij helpt met het dekken en afruimen van de eettafel. Ook gaat zij elke middag van 13:00 tot 17:00 uur met haar echtgenoot mee naar huis. Thuis verricht cliënt dan wat huishoudelijke klusjes. Daarnaast vertelt cliënt dat zij tijdens de feestdagen twee nachten thuis geslapen. Dat is goed gegaan. Daarnaast neemt cliënt haar medicatie in. Zij is dan ook van mening dat zij prima in staat is om weer volledig thuis te verblijven. Cliënt wil bovendien absoluut niet langer opgenomen blijven; dat vindt zij verschrikkelijk.
3.2
De advocaat bepleit namens cliënt afwijzing van het verzoek. Cliënt stemt niet in met de rechterlijke machtiging en uit de recente medische verklaring van de onafhankelijke arts blijkt dat er nog alternatieven zijn voor een opname en verblijf in een verpleeginstelling. Zo wordt aangegeven dat cliënt haar medicatie onder toezicht van thuiszorg zal kunnen innemen. Daar kunnen voorzieningen voor worden getroffen. De advocaat is daarom van mening dat er de komende tijd moet worden gezocht naar een oplossing voor cliënt. De benodigde zorg kan dan op vrijwillige basis met cliënt en haar echtgenoot worden afgestemd.
3.3
De specialist ouderengeneeskunde geeft aan dat er inmiddels een definitieve diagnose ten aanzien van cliënt is gesteld, te weten dementie van het type Alzheimer. Als gevolg van deze ziekte gaan, ondanks dat de schildklier van cliënt weer goed functioneert en zij haar medicatie onder toezicht inneemt, het geheugen en het psychische functioneren van cliënt met stapjes achteruit. Ook neemt cliënt weinig initiatief; zij heeft het over het dekken van de eettafel, maar in de praktijk gebeurt dat eigenlijk bijna niet. De bezoeken aan thuis verlopen momenteel wel goed vanwege de vaste structuur die daarbij wordt aangehouden. De specialist legt uit dat cliënt rond de feestdagen twee keer een nacht thuis is verbleven en haar medicatie toen niet heeft ingenomen. Als gevolg daarvan was er direct weer sprake van wanen, hallucinaties en een sterke toename van de achterdocht van cliënt. Onder invloed daarvan vertoonde cliënt op de afdeling fysieke agressie naar het zorgpersoneel. De specialist is gelet daarop van mening dat cliënt niet meer thuis kan verblijven. Cliënt behoeft zorg in de nabijheid en moet haar medicatie onder toezicht innemen om te voorkomen dat haar toestandsbeeld verslechtert. Dat lukt thuis niet. Daarnaast is een dagbehandeling noodzakelijk. Daar komt bij dat er op de afdeling direct kan worden ingegrepen als cliënt psychisch ontregelt, terwijl in de thuissituatie dan erg snel een crisissituatie zal kunnen ontstaan. De bevindingen van de onafhankelijke arts dat er onder bepaalde voorwaarden nog alternatieven voor cliënt zijn voor een opname en verblijf in een verpleeginstelling deelt de specialist niet. Een verhuizing naar een appartement bij het verzorgingstehuis, waar de onafhankelijke arts naar verwijst, is thans en voorlopig niet mogelijk gelet op de lange wachttijd. Bovendien maakt dat de situatie volgens de specialist ook niet anders dan de huidige situatie thuis, en zal aan cliënt onvoldoende zorg kunnen worden verleend. Daarbij benoemt de specialist ook dat er meermaals een kamer in het verzorgingstehuis aan cliënt en haar echtgenoot is aangeboden. Cliënt en haar echtgenoot willen dat echter pertinent niet; zij willen ofwel samen naar huis dan wel een eigen appartement. Er is daarom geen andere mogelijkheid dan het verblijf van cliënt in de verpleeginstelling voort te zetten.
3.4
In aanvulling op de specialist ouderengeneeskunde benoemt de verpleegkundige dat cliënt op de afdeling achterdochtig is richting haar echtgenoot en kinderen, ook als cliënt haar medicatie naar behoren inneemt. Daarnaast komen er in gesprekken met cliënt zaken aan de orde waar de verpleegkundige veel twijfels over heeft, bijvoorbeeld over dat de kinderen van cliënt zonder haar toestemming spullen uit haar woning zouden meenemen.
3.5
De echtgenoot van cliënt geeft aan dat het een oplossing zou zijn als hij samen met zijn echtgenote een kamer in het verzorgingstehuis zou kunnen betrekken. Dat kan wat hem betreft morgen al gebeuren. De tot op heden aangeboden kamers zijn echter veel te klein en daarom geen optie. De echtgenoot geeft verder aan dat hij niet kan inschatten of de zorg voor zijn echtgenote te zwaar voor hem wordt wanneer zij weer zouden gaan samenwonen, omdat zijn echtgenote nu maar drie uur per dag thuis is. Ook benoemt de echtgenoot dat hij thuis wel vraagt of zijn echtgenote haar medicatie inneemt, maar dat niet elke keer actief kan controleren.

4.De verdere beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is een opvolgende rechterlijke machtiging ten aanzien van cliënt verleend voor de duur van drie maanden, met ingang van 6 december 2023 en tot en met 6 maart 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, in de vorm van de ziekte van Alzheimer. Deze diagnose is gesteld door de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde, die cliënt op 26 januari 2024 heeft onderzocht en haar diagnose tevens baseert op het recent bij cliënt afgenomen neuropsychologische onderzoek. Uit dat onderzoek kwamen, zoals blijkt uit de medische verklaring van 9 februari 2024, duidelijke aanwijzingen naar voren van een dementieel syndroom, hetgeen de betrokken specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling bevestigt op basis van haar eigen bevindingen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat cliënt is belast met de bovengenoemde psychogeriatrische aandoening.
4.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat cliënt last heeft van geheugenstoornissen en gedesoriënteerd is in plaats en tijd. Daarnaast is cliënt achterdochtig en weigert zij haar medicatie, waardoor in de thuissituatie en zonder toezicht het risico bestaat dat cliënt snel terugvalt in ernstig paranoïde psychotisch gedrag, onder meer bestaande uit wanen en hallucinaties. Daarbij kan cliënt ook agressief gedrag vertonen. In de thuissituatie zijn er voorts zorgen over ernstige overbelasting van de echtgenoot van cliënt, maar ook van cliënt zelf, omdat zij thuis niet voldoende geremd kan worden in haar activiteiten.
4.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt continu en in directe nabijheid zorg, begeleiding, structuur en toezicht behoeft, onder meer om ervoor te zorgen dat cliënt de voor haar noodzakelijk geachte medicatie inneemt om te voorkomen dat zij psychisch ontregelt. Dit kan cliënt – in tegenstelling tot in de thuissituatie – in de verpleeginstelling geboden worden.
4.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarbij overweegt de rechtbank allereerst dat de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde in de medische verklaring van 9 februari 2024 aangeeft dat er nog alternatieven voor een opname en verblijf in een verpleeginstelling voorhanden zijn, namelijk dat cliënt samen met haar echtgenoot naar een appartement kan verhuizen, waar cliënt dan voor onder meer de medicatie-inname dagelijks kan worden ondersteund door een wijkverpleegkundige. Ook zal cliënt dan driemaal per week naar een dagbesteding moeten gaan om de echtgenoot te ontlasten. De rechtbank is echter, op basis van het dossier en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, met de betrokken specialist ouderengeneeskunde van oordeel dat cliënt niet meer op een veilige en verantwoorde wijze thuis kan verblijven nu de benodigde zorg, structuur en toezicht cliënt niet in de thuissituatie geboden kunnen worden. Daarnaast is gebleken dat cliënt haar medicatie in de thuissituatie niet naar behoren inneemt en er in de thuissituatie geen mogelijkheden zijn om daarop toe te zien, terwijl de gevolgen van het staken van de medicatie voor zowel cliënt als haar omgeving zeer groot zijn; cliënt ontregelt psychisch, wordt in toenemende mate achterdochtig en krijgt last van wanen en hallucinaties, waardoor zij fysieke agressie vertoont, en zeer snel optreden. Het is de rechtbank bovendien gebleken dat een verhuizing van cliënt met haar echtgenoot naar een appartement in de nabije toekomst niet mogelijk is vanwege de lange wachttijd, en dat de betrokken specialist ouderengeneeskunde daarover heeft opgemerkt dat de situatie in een appartement niet anders wordt dan de huidige situatie thuis en er dan onvoldoende mogelijkheden zijn voor het verlenen van de juiste zorg. De mogelijkheid voor cliënt en haar echtgenoot om samen te verhuizen naar een verzorgingstehuis wordt voorts door beiden geweigerd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er – anders dan in de medische verklaring wordt aangegeven – geen alternatieven voor een opname en verblijf van cliënt in een verpleeginstelling meer voorhanden zijn.
4.6
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft meermaals aangegeven dat zij naar huis wil gaan en niet langer opgenomen wil blijven.
4.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor het resterende deel van de (verzochte) duur van zes maanden, te weten tot en met 6 juni 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
6 juni 2024;
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 11 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.