In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2024 een nadere beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 8 mei 2019 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging was tot 8 maart 2024. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar het schriftelijke verslag van de GI was te laat ingediend, waardoor een mondelinge behandeling voor de afloopdatum niet meer mogelijk was.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de ondertoezichtstelling op korte termijn zou aflopen, het noodzakelijk was om de ondertoezichtstelling ambtshalve met één maand te verlengen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling nu doorloopt tot 8 april 2024. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een mondelinge behandeling op een later te bepalen datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.
De kinderrechter heeft ook bepaald dat de ouders en de GI op de hoogte worden gesteld van de mondelinge behandeling en dat [minderjarige 1] voor een kindgesprek zal worden uitgenodigd. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak, en moet via een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.