ECLI:NL:RBZWB:2024:1586

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
02-216194-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met toepassing van adolescentenstrafrecht en verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024, is de verdachte, geboren in 2003, beschuldigd van openlijke geweldpleging op 13 augustus 2022 te Bergen op Zoom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, waarbij hij en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd op basis van camerabeelden en een bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend schuldig bevonden aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en zijn jonge leeftijd, heeft de rechtbank besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft een taakstraf van 80 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder behandeling bij een zorginstelling en begeleiding door een zorggroep. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van een psycholoog en de reclassering, die hebben aangegeven dat de verdachte goed begeleidbaar is en dat er behoefte is aan verdere ondersteuning.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten en heeft de beslissing gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak benadrukt het belang van begeleiding en behandeling voor de verdachte, om herhaling van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-216194-22
vonnis van de meervoudige kamer van 12 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003, te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens was aanwezig mevrouw [naam 1] van de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- op 13 augustus 2022 te Bergen op Zoom samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de camerabeelden van het gepleegde geweld en de bekennende verklaring van verdachte. De vijf verdachten zijn volgens de beelden buiten het café achter [slachtoffer] aangerend waarbij hij ten val is gebracht en waarbij verdachten ieder een aandeel hebben gehad in het tegen [slachtoffer] gepleegde geweld zoals dat is tenlastegelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van onderhavig feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 27 februari 2024;
- de aangifte van [slachtoffer] (pagina 74 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022227141 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant);
- het proces-verbaal camerabeelden opgenomen op dossierpagina 103 e.v. van het hiervoor genoemde eindproces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 augustus 2022 te Bergen op Zoom op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit slaan/stompen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] en het schoppen/trappen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat toepassing moet worden gegeven aan het adolescentenstrafrecht. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen 140 dagen jeugddetentie waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden de ambulante behandeling bij [zorginstelling] of een soortgelijke instelling, begeleid wonen via de [zorggroep] en middelencontrole.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt het opleggen van een jeugdstraf met toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verdachte heeft al heel lang vastgezeten voor deze feiten waardoor alleen een geheel voorwaardelijke taakstraf nog passend is. De middelencontrole is niet meer nodig omdat er geen indicaties zijn dat hij nog middelen gebruikt. Ook de behandeling bij [zorginstelling] acht de verdediging niet noodzakelijk. De andere bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd, kunnen worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer] . Verdachte is samen met vier medeverdachten op [slachtoffer] afgerend en – terwijl [slachtoffer] op de grond lag – is er nog geweld op hem toegepast door hem te slaan en te schoppen tegen het lichaam en het hoofd. Het gaat om zinloos uitgaansgeweld waarbij met een overmacht van meerdere personen tegen één buitensporig geweld is toegepast. Dergelijke feiten hebben grote impact gehad op de slachtoffers daarvan en versterken deze in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Voor het bepalen van een strafmaat en strafmodaliteit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het strafblad van verdachte, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), de ernst van het feit, het advies van psycholoog drs. [naam 2] van 5 mei 2023 en de ter zitting mondeling gegeven toelichting van de betrokken toezichthouder, mevrouw [naam 1] , van de William Schrikker Stichting.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie van 11 januari 2024 waaruit volgt dat verdachte op 9 mei 2023 is veroordeeld voor winkeldiefstal en insluiping in een woning. Daarom is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan de orde.
De psycholoog heeft in de rapportage van 5 mei 2023 gesteld dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis zonder verstandelijke beperking en problematisch middelengebruik. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde feit. Door de autismespectrumstoornis van verdachte heeft hij moeite met het inschatten van sociale situaties. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Ook heeft de psycholoog geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft inmiddels begeleiding van de [zorggroep] en van de reclassering.
De reclassering is niet in de gelegenheid geweest over verdachte te rapporteren, maar deskundige [naam 1] heeft ter zitting aangegeven dat verdachte inmiddels wordt begeleid door de [zorggroep] en dat hij goed begeleidbaar is en goed contact heeft met zijn begeleiders. Dit positieve beeld komt ook naar voren uit een update van de [zorggroep] die per e-mail aan de rechtbank kort voorafgaand aan de zitting is verstrekt. Daarin is vermeld dat verdachte een goede omslag heeft gemaakt in zijn leven en dat hij goed meewerkt aan de begeleiding. Wel is er nog een lange weg te gaan voor verdachte naar zelfstandigheid. Om verdachte daarin te ondersteunen is het reclasseringstoezicht erg belangrijk.
De deskundige [naam 1] heeft ter zitting aangegeven dat zij het begeleid wonen bij de [zorggroep] als bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel toegevoegd zou willen zien. Volgens de deskundige is daarnaast een behandeling bij [zorginstelling] nodig voor psycho-educatie over de bij hem aanwezige stoornis en daaruit voortvloeiende beperkingen en voor zijn middelengebruik.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Jeugdstrafrecht?
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit negentien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de drieëntwintig jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet conform de adviezen van de psycholoog en de reclassering aanleiding om verdachte te veroordelen met toepassing van artikel 77c Sr en aan hem een jeugdsanctie op te leggen. Verdachte is gediagnosticeerd met autisme. Verdachte is een nog jonge en kwetsbare man, die de consequenties en de risico's van zijn handelen slecht kan inschatten. Hij heeft vanwege zijn autisme moeite om situaties in te schatten en juiste keuzes te maken en heeft in zijn ontwikkeling nog veel pedagogische begeleiding nodig. De reclassering heeft er vertrouwen in verdachte hierin verder te ondersteunen. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De strafoplegging
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden behandeling bij [zorginstelling] , het begeleid wonen bij de [zorggroep] en de middelencontrole passen en geboden. Het is van belang dat verdachte behandeling en begeleiding houdt en dat de positief ingezette weg door het reclasseringstoezicht en het begeleid wonen bij de [zorggroep] wordt gecontinueerd. De rechtbank heeft ter zitting geen duidelijkheid verkregen over verdachtes middelengebruik en zal om die reden ook de middelencontrole als bijzondere voorwaarde opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77c, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van [zorginstelling] of een soortgelijke instelling voor psycho-educatie vanwege zijn autismespectrumstoornis en om aandacht te besteden aan zijn middelengebruik;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten bij [zorggroep] of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de William Schrikker groep, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. R. de Jong en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2024.