ECLI:NL:RBZWB:2024:1590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
02-329826-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval zonder oplegging van straf

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 25 maart 2022 in Bergen op Zoom. De verdachte, geboren in 1943, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsman, mr. S. Visser, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, heeft de standpunten van de vervolging en verdediging gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een vrouw om het leven kwam. De verdediging heeft verzocht om de zaak te beëindigen, maar dit verzoek werd niet ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met te hoge snelheid te rijden en onvoldoende afstand te houden, verantwoordelijk was voor het dodelijke ongeval. Ondanks de ernstige aard van het feit, heeft de rechtbank besloten om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Dit besluit is genomen op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medische toestand en het feit dat hij zijn rijbewijs vrijwillig heeft ingeleverd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opleggen van een straf in deze zaak geen doel dient, gezien de omstandigheden en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-329826-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1943 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 maart 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. Dit feit is in meerdere varianten ten laste gelegd.

3.Verzoek einde zaak

De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de zaak beëindigd te verklaren op grond van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek is gedaan gedurende het onderzoek ter terechtzitting in de hoofdzaak. Dit verzoek had voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting gedaan moeten worden bij de raadkamer. Dit is niet gebeurd. Gelet hierop acht zij verdachte niet-ontvankelijk in het verzoek.

4.De voorvragen

4.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
4.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
4.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
4.4
De schorsing van de vervolging
De verdediging heeft verzocht de vervolging te schorsen. Zij heeft aangevoerd dat verdachte lijdt aan dementie en daardoor niet meer in staat is om over de verweten gedraging te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de verdediging overgelegde stukken vooralsnog onvoldoende aantonen dat verdachte niet meer in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Om tot een schorsing van de vervolging te kunnen komen, moet er sprake zijn van een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap dat een verdachte niet meer in staat is om de strekking van de vervolging te begrijpen (zie artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde stukken van de geriater volgt dat verdachte lijdt aan dementie van het type Alzheimer. Hierdoor kan verdachte vragen op detailniveau niet beantwoorden. Dit neemt niet weg dat verdachte op hoofdlijnen nog kan vertellen over de aanrijding. Daarnaast blijkt uit de door de verdediging ingediende stukken dat verdachte wel begrijpt dat er een zitting is die nadelig voor hem kan zijn. Verdachte ondervindt immers stress door de zitting. Voorts wenst verdachte nog altijd in het kader van mediation een gesprek met de nabestaande te voeren. Dit alles samen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte op dit moment nog voldoende in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen. Er is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de vervolging te schorsen.
Verdachte heeft daarnaast eerder een uitgebreide verklaring afgelegd bij de politie en heeft voor de zitting zijn raadsman gemachtigd om namens hem het woord te voeren. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden ook het recht van verdachte op een eerlijk proces niet wordt geschonden.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor er een verkeersongeval is ontstaan waarbij mevrouw [slachtoffer] is overleden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van overtreding van artikelen 6 en 5 Wegenverkeerswet, omdat verdachte niet bewust een fout heeft begaan, maar slechts handelde uit paniek.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
5.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de politie een uitgebreide verklaring heeft afgelegd. Uit deze verklaring volgt dat verdachte bij het verlaten van het terrein van de boerderijwinkel tegen een metalen hek is aangereden. Na de aanrijding met het hek heeft verdachte bewust flink gas gegeven ‘om los te komen van het hek’. Deze verklaring wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen in de vorm van foto’s van de schade aan het hek en aan de auto. Ook twee objectieve getuigen spreken over het feit dat er flink gas werd gegeven. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van een vergissing in de vorm van een enkele pedaalverwisseling, maar van een bewuste handeling van verdachte om los te komen.
Nadat het voertuig loskwam van het hek is verdachte gas blijven geven en heeft hij rechtsaf gestuurd, waardoor het voertuig met een hogere snelheid dan ter plekke verantwoord op de Fianestraat terecht kwam. Daar is het voertuig in aanrijding gekomen met mevrouw [slachtoffer] en meneer [naam]. [slachtoffer] is als gevolg van deze aanrijding ten val gekomen en ernstig gewond geraakt. Kort na de aanrijding is zij in de ambulance overleden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de handelingen van verdachte in onderling verband en samenhang bezien aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag opleveren. Zij acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 maart 2022 te Bergen op Zoom, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Fianestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- zodanig veel gas gegeven dat zijn auto te snel vooruit schoot en
- zijn auto vervolgens naar rechts de Fianestraat opgestuurd met een hogere snelheid dan op dat moment verantwoord was en
- onvoldoende afstand gehouden van de aldaar fietsende personen, en
- zijn snelheid onvoldoende aangepast waardoor hij niet tot stilstand kon komen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde personenauto) in aanrijding is gekomen met (de fiets van) [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, omdat het opleggen van een straf uit oogpunt van vergelding of preventie niets toevoegt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoek verdachte bij een bewezenverklaring schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank veroordeelt verdachte voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Dit is een ernstig feit omdat het verdriet en gemis voor de nabestaanden van mevrouw [slachtoffer] groot zullen zijn. Haar echtgenoot was getuige van de aanrijding en is daarbij zelf ook door de auto van verdachte geraakt. Hij heeft zijn vrouw zwaar gewond op de grond zien liggen en is korte tijd daarna geconfronteerd met haar overlijden. Het is te verwachten dat hij zich deze traumatische gebeurtenissen de rest van zijn leven pijnlijk zal blijven herinneren.In beginsel is een straf voor dergelijk handelen gepast.
Oplegging van een straf moet echter wel een doel hebben. Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het doel van speciale preventie niet meer aan de orde is. Verdachte zal door zijn medische toestand en het feit dat hij zijn rijbewijs intussen vrijwillig heeft afgestaan, niet meer deelnemen aan het verkeer. Het risico op herhaling is daarmee komen te vervallen. Daarnaast kan vergelding een doel zijn. De rechtbank stelt echter vast dat uit de terugmelding van de gepoogde mediation volgt dat nabestaande [naam] heeft meegedeeld dat hij verdachte niet als crimineel ziet en dat verdachte het niet expres heeft gedaan. Hij heeft de hoop uitgesproken dat de rechtbank menselijk zal oordelen. Gelet daarop is er naar het oordeel van de rechtbank ook geen reden om een straf op te leggen ter vergelding. Een laatste strafdoel kan algemene preventie zijn. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank niet in hoe oplegging van een straf in deze zaak kan bijdragen aan algemene preventie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel in deze zaak - mede gelet op de verslechterende gezondheidstoestand van verdachte - geen enkel doel meer dient. De rechtbank verklaart daarom verdachte schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze luidt ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Schuldigverklaring- verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. M. Veldhuizen en
mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 maart 2024.