ECLI:NL:RBZWB:2024:1601

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/417029 / JE RK 23-1296
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het gezinshuis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was afwezig, maar had voorafgaand aan de zitting aangegeven in te stemmen met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord, die aangaf dat het niet goed met haar gaat, maar dat zij steun ervaart van haar gezinshuisouders. De GI heeft verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing, omdat de minderjarige rust en stabiliteit nodig heeft om haar trauma's te verwerken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige plaatsing in het gezinshuis voldoet aan de behoeften van de minderjarige en dat de ouders achter de verlenging staan. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 21 augustus 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens is er een brief aan de minderjarige opgesteld om haar op de hoogte te stellen van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417029 / JE RK 23-2196
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 11 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 11 december 2023;
- het e-mailbericht van de vader van 17 januari 2024.
1.2
Op 13 februari 2024 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.3
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 21 augustus 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 augustus 2023 tot 21 augustus 2024. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis verleend met ingang van
21 augustus 2023 tot 21 februari 2024.
2.3
[minderjarige] verblijft op grond van voormelde machtiging sinds 28 augustus 2023 in het huidige gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De vertegenwoordigster van de GI, tevens de betrokken jeugdzorgwerkster, heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift, naar voren gebracht dat [minderjarige] het nodig heeft om langer in het gezinshuis te blijven. Belangrijk is dat [minderjarige] rust en ontspanning gaat ervaren zodat zij weer kind kan zijn. Ook wordt gehoopt dat zij zich veilig en vertrouwd kan gaan voelen in het gezinshuis om ruimte te krijgen om haar trauma’s te verwerken. Dit is alleen mogelijk vanuit een stabiele woonplek, hetgeen het gezinshuis is. [minderjarige] is aangemeld voor traumatherapie bij [jeugdzorg], welke therapie eind februari/begin maart 2024 kan starten. De intake moet nog plaatsvinden. Beide ouders hebben voor deze therapie hun toestemming verleend. De moeder heeft [minderjarige] , toen zij nog bij haar woonde, onvoldoende in bescherming genomen. De moeder lijkt niet in de gaten te hebben en/of onvoldoende te begrijpen dat haar keuze om opnieuw een relatie te beginnen met haar voormalige partner en met hem samen te gaan wonen, ondanks het huiselijk geweld dat eerder heeft plaatsgevonden, bij [minderjarige] een groot gevoel van onveiligheid teweeg brengt. Gehoopt wordt dat de traumatherapie [minderjarige] kan bewegen tot contactherstel met haar moeder. Op dit moment houdt zij het contact met haar moeder volledig af. Dit geldt ook grotendeels voor de vader, maar ook de vader toont weinig initiatief tot contact met [minderjarige] en neemt veelal een afwachtende houding aan. Het is voor de jeugdzorgwerkster lastig om met de vader in contact te komen en met hem een samenwerkingsrelatie aan te gaan.
4.2
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij kan instemmen met het verzoek van de GI. Zij is zich ervan bewust dat [minderjarige] een veilige verblijfsplek nodig heeft om tot rust te komen, zaken te verwerken en de juiste hulp te krijgen die zij nodig heeft. Het gezinshuis biedt [minderjarige] op dit moment de voor haar benodigde veiligheid en rust. Er is veel gebeurd en dit heeft een grote impact gehad op zowel [minderjarige] als de moeder. De moeder krijgt op dit moment behandeling voor haar trauma’s en het reguleren van haar emoties. Daarnaast is zij in therapie met haar partner om te werken aan een verbetering van hun relatie. Voor [minderjarige] lijkt het misschien dat de moeder voor haar partner kiest en niet voor haar, maar dat is volgens de moeder niet het geval. [minderjarige] is ontzettend belangrijk voor de moeder. [minderjarige] is haar kind en de moeder zou graag willen dat [minderjarige] weer vrolijk is, lekker in haar vel zit en plezier in het leven heeft. Ook hoopt de moeder dat zij en [minderjarige] weer met elkaar in contact kunnen komen. De moeder krijgt tot op heden geen reactie op de berichten en de kaartjes die zij naar [minderjarige] stuurt. [minderjarige] houdt elk contact met haar af. De moeder kan dit vanuit [minderjarige] begrijpen en neemt haar hierin niets kwalijk. Wel doet het de moeder enorm veel verdriet omdat zij [minderjarige] erg mist. De moeder wil graag werken aan haar band met [minderjarige] en de manier waarop zij met [minderjarige] communiceert. Daarbij wil de moeder leren hoe zij het beste kan aansluiten bij [minderjarige] . [minderjarige] is gesloten en houdt zaken heel erg voor zichzelf. Hierdoor is het moeilijk om te achterhalen wat er zich in het hoofd van [minderjarige] afspeelt en daarop op een goede manier in te spelen.
4.3
De vader heeft bij e-mailbericht van 17 januari 2024 aangegeven niet op de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn in verband met werk buiten de regio. Hij kan instemmen met het verzoek van de GI.
4.4
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het niet zo goed met haar gaat. Zij ervaart de laatste tijd veel stress en paniek en heeft minder plezier in haar hobby’s en het contact met vriendinnen. [minderjarige] ervaart steun van haar gezinshuisouders en hoopt dat zij langer in het gezinshuis kan blijven. Ook hoopt zij dat haar moeder de relatie met haar partner beëindigt, maar dat gaat volgens haar niet gebeuren. Bovendien zal dit voor haar niet meteen iets veranderen in de relatie met haar moeder omdat daarvoor teveel is gebeurd. Haar vertrouwen in haar moeder is beschadigd. Beloftes die zij heeft gedaan is zij niet nagekomen. [minderjarige] heeft op dit moment geen behoefte aan contact met haar moeder. Het contact met haar vader is beperkt, volgens [minderjarige] omdat zij niet de beste band hebben. Haar broer en zus ziet [minderjarige] wel veel.

5.De beoordeling

5.1
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c, tweede lid, van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2
Overwegingen
De kinderrechter stelt op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht vast dat [minderjarige] veel heeft meegemaakt, ten eerste doordat zij geconfronteerd is geweest met een onveilige opvoedingsomgeving bij de moeder. De huidige plaatsing in het gezinshuis, waar [minderjarige] al sinds augustus 2023 verblijft, voldoet aan hetgeen dat [minderjarige] op dit moment nodig heeft, namelijk rust, geborgenheid, stabiliteit en veiligheid. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat [minderjarige] binnen het gezinshuis de ruimte gaat voelen om de traumatherapie aan te gaan zodat zij haar trauma’s kan gaan verwerken. De moeder mist [minderjarige] , maar erkent dat het gezinshuis voor [minderjarige] nu de juiste plek is om te werken aan haar ontwikkeling. Door de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat tussen haar en [minderjarige] sprake is van communicatieproblemen waaraan de moeder bereid is te werken. De kinderrechter sluit niet uit dat deze problemen mogelijk een rol spelen in de huidige moeizame relatie tussen de moeder en [minderjarige] , maar dat de hoofdoorzaak van de uithuisplaatsing is gelegen in de fysieke en emotionele onveiligheid die [minderjarige] heeft ervaren in de opvoedsituatie van de moeder en haar partner. Belangrijk is dat de moeder dit naar [minderjarige] toe erkent. Alleen dan zal [minderjarige] zich daadwerkelijk door de moeder gehoord voelen.
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat een uithuisplaatsing van [minderjarige] nog steeds noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW. Belangrijk is dat de huidige plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis wordt voortgezet. Beide ouders staan hier achter. De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.3
Brief aan [minderjarige]
In het kindgesprek is aan [minderjarige] gevraagd hoe zij op de hoogte wil worden gesteld van de beslissing. [minderjarige] heeft daarop aangegeven graag in een brief een terugkoppeling van de beslissing te krijgen. Daarom zal in een aparte brief aan [minderjarige] kort worden uitgelegd wat de beslissing is. De kinderrechter acht het van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brief die [minderjarige] ontvangt. Vandaar dat de tekst van de brief hieronder wordt weergegeven:
“Wij hebben elkaar op 8 februari 2024 gesproken tijdens een kindgesprek waarvoor ik je had uitgenodigd. Je hebt toen verteld dat je de komende periode graag wilt blijven wonen in het gezinshuis. Ik vind het heel knap dat je naar de rechtbank bent gekomen en met mij hebt gepraat.
Na het gesprek met jou heb ik met de jeugdzorgwerker mevrouw [naam] en jouw moeder gesproken over jouw verblijf in het gezinshuis en het verzoek om je hier langer, op basis van een uithuisplaatsing, te laten verblijven. Jouw vader kon bij dit gesprek helaas niet aanwezig zijn in verband met werk. Wel heeft hij een e-mailbericht naar de rechtbank toegestuurd. Jouw beide ouders hebben aangegeven met een langer verblijf van jou in het gezinshuis in te kunnen stemmen.
Met de jeugdzorgwerker, jouw ouders en jijzelf ben ik van oordeel dat het gezinshuis op dit moment de beste plek voor jou is om aan jouw ontwikkeling te werken. Ik vind het daarom in jouw belang dat jouw huidige verblijf in het gezinshuis wordt voortgezet. Om die reden heb ik opnieuw een machtiging tot uithuisplaatsing van jou in het gezinshuis verleend en wel tot 21 augustus 2024.
Voor de komende periode gun ik jou dat je op jouw tempo stappen voorwaarts kan zetten, uiteindelijk ook in het contact met je moeder. Iedereen is het erover eens dat je daar tijd en ruimte voor nodig hebt en dat dit jouw proces is, waarbij je allereerst therapie zult volgen. Ik wens je veel sterkte [minderjarige] bij de tijd die komen gaat. Dankjewel voor het gesprek dat je met mij hebt willen voeren.
Deze brief neem ik, zoals besproken, ook op in de beschikking (dat is de schriftelijke uitwerking van mijn uitspraak) die iedereen krijgt.”

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (te weten het gezinshuis) met ingang van 21 februari 2024 tot
21 augustus 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 22 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.