ECLI:NL:RBZWB:2024:1614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418647 / FA RK 24/475
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt met psychogeriatrische aandoeningen

Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, geboren in 1946. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een machtiging van vijf jaar op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde, een verpleegkundige, haar echtgenoot en haar zoon aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven niet in het verpleeghuis te willen blijven en dat zij geen dementie heeft. De arts bevestigde echter dat de cliënt lijdt aan vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en agressief gedrag. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor een jaar te verlenen, in plaats van de gevraagde vijf jaar, met de overweging dat de ziekte progressief is en het verzet van de cliënt mogelijk kan afnemen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J. Pulskens en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Oude Weernink.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418647 / FA RK 24/475
Opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf
Beschikking van 21 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink te Breda

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 17 oktober 2022;
- de aanvraag van 12 januari 2024;
- de medische verklaring van 29 januari 2024;
- het zorgplan van 23 december 2023;
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 7 april 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024, op het hierboven genoemde woonadres, zijnde het [woonzorgcentrum] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- dhr. [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde (hierna: arts);
- mevr. [naam 2] , verpleegkundige;
- dhr. [naam 3] , de echtgenoot;
- dhr. [naam 4] , de zoon.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van vijf jaar.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt aan dat ze niet in het verpleeghuis wil blijven. Ze is hier al veel te lang en wil weg. Cliënt zegt dat er bij haar geen sprake is van dementie. Zij eet in de thuissituatie niet minder. Wanneer cliënt rond etenstijd eten krijgt, dan eet zij dit gewoon op, waar zij ook is.
3.2.
De arts onderschrijft alles wat in de medische verklaring geschreven staat en komt tot dezelfde conclusie en observatie. Op dit moment lijkt het verzet van cliënt vooral verbaal van aard te zijn. Cliënt trekt niet aan deuren en er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat hetgeen cliënt zegt, namelijk dat ze weg wil, ook daadwerkelijk tot uitvoering brengt. Een machtiging ex artikel 21 Wzd zou prima passen. Het CIZ heeft echter geconstateerd dat haar verbale verzet duidelijk is. Ten aanzien van de duur van de machtiging geeft de arts aan dat cliënt een progressieve aandoening heeft. Het is lastig in te schatten hoe het over een jaar is. Het is moeilijk te beoordelen of het verzet van cliënt in de toekomst ook non-verbaal zal zijn. Dementie kan allerlei gedragsproblemen meebrengen. Het is duidelijk dat cliënt opgenomen moet blijven. De verpleegkundige geeft aan het eens te zijn met de arts. Cliënt laat geen non-verbaal verzet zien.
3.3.
De echtgenoot en zoon van cliënt geven aan dat er geen verandering is in het toestandsbeeld van cliënt. Het was voor de echtgenoot heel zwaar en ondoenlijk in de thuissituatie. Cliënt was niet meer te handhaven in de thuissituatie. Ze at niet en kon erg agressief zijn.
3.4.
De advocaat van cliënt vraagt primair het verzoek af te wijzen. Cliënt geeft aan niet ziek te zijn en wil niet dat een machtiging wordt afgegeven. Subsidiair vraagt de advocaat zich af of het verzet dusdanig is dat een machtiging nodig is. Cliënt zegt wel weg te willen, maar maakt hier totaal geen aanstalten toe. De advocaat ziet niet het verzet zoals in de wet is bedoeld.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Er is sprake van valgevaar. Daarnaast is er in de thuissituatie sprake van ernstige overbelasting van het steunsysteem. Cliënt kan niet meer voor zichzelf zorgen en heeft overal hulp bij nodig. In de thuissituatie at cliënt niet en was zij verbaal agressief jegens haar echtgenoot.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft duidelijk en herhaaldelijk aan dat zij het niet eens is met het verzoek en weg wil uit het woonzorgcentrum. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen basis voor een verblijf in een vrijwillig kader.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal, afwijkend van hetgeen is verzocht, worden verleend voor de duur van een jaar. De rechtbank overweegt hiertoe dat bij cliënt sprake is van vasculaire dementie en Alzheimer met een progressief ziektebeloop. Onduidelijk is hoe het verzet van cliënt zich de komende periode zal ontwikkelen, waarbij gezien het progressieve ziektebeloop de mogelijkheid bestaat dat dit zal afnemen en er bij cliënt meer acceptatie komt ten aanzien van haar verblijf.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
21 februari 2025,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Pulskens, rechter en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op 6 maart 2024 uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.