Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
21 februari 2025,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, geboren in 1946. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een machtiging van vijf jaar op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde, een verpleegkundige, haar echtgenoot en haar zoon aanwezig waren.
Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven niet in het verpleeghuis te willen blijven en dat zij geen dementie heeft. De arts bevestigde echter dat de cliënt lijdt aan vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en agressief gedrag. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor een jaar te verlenen, in plaats van de gevraagde vijf jaar, met de overweging dat de ziekte progressief is en het verzet van de cliënt mogelijk kan afnemen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J. Pulskens en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Oude Weernink.