Uitspraak
.
2.De feiten
3.De verzoeken
- voor recht te verklaren dat de door de man verschuldigde bijdrage in de kosten van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de periode 1 oktober tot en met 31 december € 113,71 per kind per maand bedroeg;
- voor recht te verklaren dat de door de man verschuldigde bijdrage in de kosten van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de periode 1 januari 2023 tot 1 maart 2023 € 117,58 per kind per maand bedraagt;
- de man te veroordelen om binnen 2 weken na de in deze te wijzen beschikking de achterstallige alimentatie over de periode 1 oktober 2022 tot 1 maart 2023 ten bedrage van € 1.152,58 aan de vrouw te voldoen;
- het ouderschapsplan ondertekend door partijen in december 2015 aldus te wijzigen dat de man met ingang van 1 januari 2023 als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een bijdrage dient te voldoen van € 230,00 per kind per maand, althans een door uw rechtbank in goede justitie te betalen bijdrage;
- het ouderschapsplan ondertekend door partijen in december 2015 aldus te wijzigen dat:
4.De beoordeling
5.De beslissing
minimumverdeling van de zorg- en opvoedingstaken geldt, op grond waarvan de vrouw vier uur per week contact heeft met de minderjarige, waarbij geldt dat deze regeling in het kader van de ondertoezichtstelling onder regie van de GI kan worden uitgebreid en wordt toegewerkt naar een voor [minderjarige 1] passende zorgregeling met de vrouw;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.