Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
2.Verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats];
4 september 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1990, die momenteel verblijft in de accommodatie Stichting Emergis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 gehouden, waarbij de advocaat van de betrokkene aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De advocaat heeft aangegeven dat de betrokkene niet in staat was om te verschijnen, maar dat hij wel gemachtigd was om namens de betrokkene op te treden. De zorgverantwoordelijke heeft ook verklaard dat de betrokkene naar Antwerpen is vertrokken en dat hij niet bereid is om gehoord te worden.
De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, met de argumentatie dat de zorgmachtiging contraproductief zou zijn en dat de betrokkene begeleiding nodig heeft in plaats van dwang. De zorgverantwoordelijke heeft echter aangegeven dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een autismespectrumstoornis, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft na beoordeling van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met de maatregelen zoals genoemd in de beschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Borm en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.