ECLI:NL:RBZWB:2024:1628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
419194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1990, die momenteel verblijft in de accommodatie Stichting Emergis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 gehouden, waarbij de advocaat van de betrokkene aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De advocaat heeft aangegeven dat de betrokkene niet in staat was om te verschijnen, maar dat hij wel gemachtigd was om namens de betrokkene op te treden. De zorgverantwoordelijke heeft ook verklaard dat de betrokkene naar Antwerpen is vertrokken en dat hij niet bereid is om gehoord te worden.

De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, met de argumentatie dat de zorgmachtiging contraproductief zou zijn en dat de betrokkene begeleiding nodig heeft in plaats van dwang. De zorgverantwoordelijke heeft echter aangegeven dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een autismespectrumstoornis, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft na beoordeling van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met de maatregelen zoals genoemd in de beschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Borm en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419194 / FA RK 24/737
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 16 februari 2024, ingekomen ter griffie op 16 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- besluit van de geneesheer-directeur tot schorsing van de voorbereiding van het verzoekschrift tot zorgmachtiging van 18 januari 2024;
- een plan van aanpak van betrokken van 1 februari 2024;
- een (niet ingevulde) zorgkaart van 20 december 2023;
- de medische verklaring van 1 februari 2024;
- een zorgplan van 5 februari 2024;
- een maatschappelijk plan van 8 februari 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 12 februari 2024;
- de aanvraag van 15 februari 2024;
- verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister van 15 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz van 16 februari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- mw. [naam], de zorgverantwoordelijke.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.5
Uit artikel 6:1 Wvggz volgt dat de rechter betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor het verlenen van een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. Betrokkene is op 19 februari 2024 opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 4 maart 2024 om 11:00 uur bij Stichting Emergis. Betrokkene is echter niet verschenen. De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij betrokkene voorafgaand aan de mondelinge behandeling telefonisch heeft gesproken. In dit gesprek heeft betrokkene kenbaar gemaakt dat hij niet aanwezig is bij de mondelinge behandeling. De advocaat is wel gemachtigd om namens betrokkene op te treden en vindt dat de mondelinge behandeling zonder de aanwezigheid van betrokkene kan plaatsvinden. Betrokkene wil namelijk zo snel mogelijk duidelijkheid. De zorgverantwoordelijke vult aan dat betrokkene naar Antwerpen is vertrokken. Betrokkene heeft druk op zijn vriend uitgeoefend, waarna die vriend zich dermate geïntimideerd voelde om betrokkene naar Antwerpen te brengen. Verder heeft de geneesheer-directeur, die niet aanwezig kan zijn bij de mondelinge behandeling, het uitdrukkelijk verzoek gedaan om de mondelinge behandeling door te laten gaan. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat betrokkene niet bereid is om gehoord te worden. De rechtbank heeft daarop besloten om de mondelinge behandeling – met instemming van de advocaat en de zorgverantwoordelijke – buiten aanwezigheid van betrokkene voort te zetten.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Namens betrokkene heeft de advocaat verzocht om het verzoek af te wijzen. De belangrijkste reden hiervoor is dat bij de advocaat de vrees bestaat dat de zorgmachtiging contraproductief gaat werken, wat ertoe zal leiden dat betrokkene niet de zorg krijgt die hij nodig heeft. Voorop staat dat betrokkene begeleiding nodig heeft. Het is van belang om met betrokkene in overleg te blijven. De vraag is of de dwang die nu voorgesteld wordt, de betrokkene niet juist op een achterstand gaat brengen. Het is belangrijk dat betrokkene in een prikkelarme omgeving woont. Deze omgeving wordt op Walcheren gerealiseerd en kan betrokkene perspectief bieden. Verder is door de advocaat gesteld dat er geen sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Betrokkene heeft in het verleden traumatische ervaringen meegemaakt waardoor hij achterdochtig is geworden. Dit is volgens de advocaat geen stoornis, maar een bezorgdheid die verklaarbaar is. Wel is het duidelijk dat betrokkene een autismespectrumstoornis heeft. Voor wat betreft het ernstig nadeel erkent de advocaat dat de woning van betrokkene niet altijd op orde is. Hij vindt het echter te ver gaan om te zeggen dat betrokkene bedreigingen uit. Betrokkene zou nooit iemand daadwerkelijk iets aandoen. De vraag is dan ook of dit ernstig nadeel de reden moet zijn om iemand gedwongen zorg te geven. Ook merkt de advocaat op dat in de medische verklaring beschreven staat dat een eerdere behandeling heeft plaatsgevonden in het gedwongen kader. Dit is feitelijk onjuist. Na 2014 heeft betrokkene zorg op vrijwillige basis gehad. Hieruit, en gelet op het feit dat betrokkene een eigen plan van aanpak heeft opgesteld, valt af te leiden dat betrokkene zelf ook inziet dat hij zorg nodig heeft. Tot slot uit de advocaat zijn twijfels over de vraag of de juridisch vereiste dwang doelmatig is.
3.2
De zorgverantwoordelijke heeft ten tijde van de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene een aandoening heeft waarbij hij snel overprikkeld raakt. Bij betrokkene staat een autismespectrumstoornis (ASS) op de voorgrond, maar volgens de zorgverantwoordelijke is er ook sprake van paranoïde. Betrokkene is namelijk angstig en deze angst is bepalend in het leven van betrokkene. Vanuit zijn achterdocht wil betrokkene geen medicatie innemen. Daarnaast leidt de psychische stoornis tot het onvermogen om dingen voor elkaar te krijgen, zoals eten, zelfzorg en het onderhouden van contacten. Het is duidelijk dat betrokkene vastloopt in dwanghandelingen en zelfverwaarlozing. Ook is betrokkene fysiek en verbaal dreigend naar derden. Betrokkene heeft de zorgverantwoordelijke recent ook bedreigd. Het kader dat de advocaat schetst is volgens de zorgverantwoordelijke (nog) niet reëel. Volgens de zorgverantwoordelijke is betrokkene gebaat bij een plek op de medium care afdeling, waar depotmedicatie kan worden toegediend. Betrokkene moet leren omgaan met prikkels. Pas dan zou betrokkene eventueel in aanmerking kunnen komen voor de HAT of begeleid wonen buiten Emergis. Desgevraagd geeft de zorgverantwoordelijke aan dat het innemen van medicatie door betrokkene noodzakelijk is en dat insluiting en het uitoefenen van controle momenteel voorzienbaar is. Temeer nu betrokkene naar Antwerpen is gevlucht en hij ernstig ontregeld is.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen). Betrokkene is, zoals uit die verklaring blijkt, langdurig in behandeling bij de zorgaanbieder naar aanleiding van ASS, dwangklachten en psychotische episodes. Betrokkene is snel overprikkeld en loopt vast in dwanghandelingen.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Uit de genoemde medische verklaring blijkt dat als betrokkene de medicatie niet betrouwbaar inneemt, hij zichzelf en zijn woning kan verwaarlozen. Daarnaast kan betrokkene achterdochtig en erg prikkelbaar zijn, wat kan leiden tot escalaties en agressief gedrag. Betrokkene uit ernstige bedreigingen jegens derden die serieus genomen moeten worden.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene in het verleden lang vrijwillige zorg heeft gehad, maar dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Betrokkene weigert de inname van medicatie en wil geen contact. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en overziet de situatie niet. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De vormen van verplichte zorg te weten ‘insluiten’ en het ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’, zijn niet door de officier van justitie verzocht. Op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz kan de rechter, in afwijking van het verzoek, besluiten tot het opnemen van andere vormen van verplichte zorg, zoals bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz. Gelet op hetgeen wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat, in afwijking van het verzoek, deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden. De rechtbank neemt daarom deze aanvullende vormen van verplichte zorg op in de zorgmachtiging.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
4 september 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 18 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.