ECLI:NL:RBZWB:2024:1637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
02-102497-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet bij aanhouding; bedreiging, wederspannigheid met letsel en belediging. Verder diverse vermogensdelicten.

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van politieambtenaren, wederspannigheid met letsel tot gevolg, belediging van politieambtenaren, en diverse vermogensdelicten zoals diefstal en heling. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Heijkant. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte voor een aantal feiten vrijgesproken moest worden, waaronder de diefstal van een aanhangwagen en een sleutelbos, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte deze wederrechtelijk had willen toe-eigenen. De rechtbank sprak de verdachte ook vrij van de diefstal van stroomkabels en andere goederen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had ontvreemd.

De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar, wederspannigheid met letsel tot gevolg, en belediging van politieambtenaren. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal van een scooter, opzetheling van een snorfiets, en heling van twee scooters en een kentekenplaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-102497-23
vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave,
raadsvrouw mr. N. Heijkant, advocaat te Dongen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1:diefstal van een aanhangwagen en een sleutelbos;
feit 2:bedreiging van een politieambtenaar;
feit 3:wederspannigheid met letsel tot gevolg;
feit 4:belediging van politieambtenaren;
feit 5:diefstal van een scooter;
feit 6:medeplegen van heling van een snorfiets;
feit 7:medeplegen van heling van twee scooters en een kentekenplaat;
feit 8:vernieling van een ruit;
feit 9:diefstal van meerdere stroomkabels, verlengsnoeren, gereedschapskisten en flessen
frisdrank, door middel van braak;
feit 10:diefstal van een snorfiets.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Vrijspraak (feit 1: diefstal aanhangwagen en sleutelbos)
4.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstallen. Door aangeefster is aangifte gedaan van diefstal van de aanhangwagen en zij verklaarde op camerabeelden te hebben gezien dat verdachte het keycord met sleutels om zijn nek had toen hij haar woning verliet. Verdachte werd door verbalisanten aangetroffen bij de aanhangwagen en bij zijn insluiting in het cellencomplex bleek hij de sleutelbos bij zich te dragen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de diefstallen. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat aangeefster de eigenaar van de aanhangwagen is en het niet mogelijk is om iets te ontvreemden van iemand die niet de eigenaar is. Daarnaast betwist de verdediging het wederrechtelijke karakter van het meenemen van de aanhanger, omdat verdachte het met aangeefster zou hebben besproken en zij toestemming heeft gegeven, net als de eigenaar van de aanhanger. Ditzelfde geldt voor de sleutelbos. Verdachte had enkel de bedoeling om de sleutelbos te gebruiken voor de aanhanger en om bij terugkomst de woning weer binnen te kunnen.
4.1.3
Beoordeling
Door de verdediging is niet betwist dat sprake is van het wegnemen van de aanhanger en de sleutelbos, maar wel dat dit is gebeurd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende duidelijk is geworden of [aangever 1] de eigenaar van de aanhanger was. Daarnaast is onvoldoende duidelijk geworden wat de onderlinge verhouding tussen verdachte en [aangever 1] is, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich de sleutelbos en aanhanger wederrechtelijk heeft willen toe-eigenen. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde diefstallen.
4.2
Vrijspraak (feit 9: diefstal stroomkabels, verlengsnoeren, gereedschapskisten en flessen frisdrank door middel van braak)
4.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Door aangever is gezien dat het glas van een deur is vernield om het pand binnen te komen. Op camerabeelden is te zien dat op 15 augustus 2023 een deur van binnenuit wordt geopend. Stills van deze camerabeelden zijn verspreid en verdachte is door drie verbalisanten op die beelden herkend.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte erkent op het terrein en in het pand te hebben verbleven, maar dat daar op dat moment meerdere mensen verbleven. Hij ontkent de goederen te hebben ontvreemd.
4.2.3
Beoordeling
Vast staat dat in de periode van 8 tot en met 16 augustus 2023 is ingebroken bij [bedrijf] B.V. in Tilburg. Daarbij zijn meerdere stroomkabels, verlengsnoeren, gereedschapskisten en flessen frisdrank weggenomen. De inbreker heeft zich de toegang tot het pand verschaft door een ruit in te slaan.
In het dossier bevinden zich stills van camerabeelden van [bedrijf] B.V. van
15 augustus 2023 waarop te zien is dat verdachte vanuit het pand komt en richting de camera loopt. Daarna wordt het beeld zwart.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde goederen heeft weggenomen. Er zijn geen getuigen die verdachte met de gestolen goederen hebben gezien en de goederen zijn ook niet bij verdachte aangetroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 9 ten laste gelegde diefstal met braak.
4.3
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 10: diefstal snorfiets)
Het onder 10 ten laste gelegde is door verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4
Bewijswaardering (feiten 2, 3 en 4: bedreiging, wederspannigheid en belediging)
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging, wederspannigheid met enig lichamelijk letsel tot gevolg en de bedreigingen.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent [verbalisant 1] te hebben bedreigd met de dood en voert aan dat hij heeft gezegd “de sleutels prikken in mijn nek” en dat dit door de verbalisanten verkeerd is verstaan. Ook ontkent verdachte zich te hebben verzet tijdens zijn aanhouding. Verdachte is door de politie gefixeerd en mogelijk is daarbij zijn been per ongeluk losgeschoten. Dat was uit reactie, niet met opzet. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank het navolgende vast:
Op 17 april 2023 kregen verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] via de meldkamer de opdracht om naar de Bieslookweg in Tilburg te gaan. Aldaar had een melder gezien dat een man op een bouwplaats goederen wegnam. Verdachte is ter plaatse door de verbalisanten aangehouden voor heling. Bij verdachte zijn transportboeien aangebracht en op het moment dat de verbalisanten verdachte in het dienstvoertuig wilden plaatsen, ging hij fysiek in verzet. Verdachte was erg agressief en verzette zich door met zijn voeten tegen de politiebus en in de richting van [verbalisant 1] te trappen. Bij dit verzet is letsel, te weten een bloedlip, ontstaan bij [verbalisant 1] .
Daarnaast heeft hij meerdere verbalisanten uitgemaakt voor “kankerlijers” en heeft hij [verbalisant 1] bedreigd door tegen hem te zeggen: “volgende keer als ik je zie, prik ik je lek”.
Dat het been van verdachte tijdens de aanhouding ‘per ongeluk’ zou zijn losgeschoten vindt de rechtbank, gelet op de beschrijving door verbalisanten van het forse verzet van verdachte, ongeloofwaardig. De tegenover [verbalisant 1] geuite bedreiging blijkt niet alleen uit de verklaring van [verbalisant 1] zelf, maar is tevens vastgelegd met de bodycam.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.5
Bewijswaardering (feit 5: poging diefstal scooter)
4.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van de scooter.
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de (poging) diefstal van de scooter. Daartoe is aangevoerd dat verdachte heeft verklaard niets van deze scooter af te weten en dat er geen wettig bewijs voor diefstal is.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 17 juni 2023 om 08.10 uur ontving [verbalisant 5] de melding dat er een scooter met daarbij een persoon op de kruising bij de Rueckertbaan met de Postelsehoeflaan stond. Het viel de melder op dat er op deze scooter een grote hoeveelheid koper lag. Bij deze scooter stond een persoon die probeerde de scooter te starten, maar zonder resultaat. Ter plaatse zag [verbalisant 5] op de Postelsehoeflaan een verdachte lopen. In het gras langs het fietspad aan de Rueckertbaan stond ter hoogte van de kruising met de Postelsehoeflaan een scooter geparkeerd. Op deze scooter stond een grote hoeveelheid kabels en koper in emmers gestapeld. De handen van verdachte waren zwart van het vuil en vet. Nadat [verbalisant 5] verdachte staande had gehouden herkende de melder verdachte als de man die de scooter probeerde te starten. De scooter was eigendom van [benadeelde 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het voorgaande worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die geprobeerd heeft de scooter met daarop de emmers met kabels en koper te starten. Daarmee heeft verdachte geen ander doel gehad dan zich de scooter wederrechtelijk toe te eigenen. De diefstal was echter nog niet voltooid. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 5 primair ten laste gelegde diefstal. De subsidiair ten laste gelegde poging kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.6
Bewijswaardering (feit 6: heling snorfiets)
4.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de snorfiets.
4.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de heling van de snorfiets. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet wist dat de snorfiets van diefstal afkomstig was.
4.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 augustus 2023 zag [verbalisant 6] in de Voltstraat in Tilburg dat verdachte samen met [medeverdachte] naast een snorfiets stond en dat zij vervolgens op de snorfiets wegreden. Na onderzoek in de politiesystemen bleek dat de snorfiets op 22 augustus 2023 was gestolen.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de snorfiets had geleend van een vriend en dat de snorfiets geen sleutel had, maar dat hij dacht dat het wel goed zat.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de snorfiets van diefstal afkomstig was. Het voorwaardelijk opzet van verdachte op de heling van deze snorfiets is daarom bewezen. De rechtbank acht de heling van de snorfiets dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van het dossier blijkt onvoldoende wat de rol van [medeverdachte] is geweest. Dat zij enkel bij verdachte achter op de snorfiets heeft gezeten is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het in vereniging plegen van de heling.
4.7
Bewijswaardering (feit 7: heling scooters en kentekenplaat)
4.7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de twee scooters en de kentekenplaat.
4.7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de heling van de twee scooters en de kentekenplaat. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet wist dat de scooters van diefstal afkomstig waren.
4.7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 9 juli 2023 kregen verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] de melding om naar de Lovensekanaaldijk in Tilburg te gaan. Via een camerasysteem, wat door een particuliere alarmcentrale werd uitgekeken, werd gezien dat twee personen op twee scooters in beeld kwamen en dat deze personen vervolgens één van deze scooters in de bosjes probeerden te verstoppen. Ter plaatse worden verdachte en [medeverdachte] aangetroffen bij een zwarte scooter met [kenteken 1] . [medeverdachte] verklaart dat zij de eigenaar van de scooter is. De scooter zou ze vorige week voor € 150,- hebben gekocht. Door verbalisanten werd gezien dat [medeverdachte] de scooter startte met behulp van een stroomdraadje. Kort daarna troffen de verbalisanten in de bosjes vlak bij de verdachten de oranje scooter, voorzien van [kenteken 2] , aan.
Na onderzoek bleek dat beide scooters en de kentekenplaat [kenteken 1] waren gestolen.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op de scooter van [medeverdachte] reed en niet wist dat de scooters en de kentekenplaat gestolen waren. De verdachte heeft echter ook verklaard dat hij is weggerend voor de politie omdat hij wist dat er iets niet klopte.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de scooters en kentekenplaat van diefstal afkomstig waren. Het voorwaardelijk opzet van verdachte op het medeplegen van de heling van deze scooters en kentekenplaat is daarom bewezen. De rechtbank acht de heling van de scooters en kentekenplaat dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.8
Bewijswaardering (feit 8: vernieling ruit)
4.8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de ruit van Traverse.
4.8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de vernieling.
4.8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van oordeel dat verdachte degene is geweest die op 3 juli 2023 de ruit van Traverse heeft ingegooid met een baksteen. De rechtbank acht de vernieling derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.9
De bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7, 8 en 10 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2
hij op 17 april 2023 te Tilburg [verbalisant 1] , brigadier bij de eenheid Zeeland-West-Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "volgende keer als ik je zie, prik ik je lek";
3
hij op 17 april 2023 te Tilburg, zich met geweld heeft verzet tegen politieambtenaren, [verbalisant 2] , brigadier en [verbalisant 3] , hoofdagent en [verbalisant 4] , hoofdagent en [verbalisant 1] , brigadier, allen werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten hem, verdachte, op verdenking van het overtreden van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen en vast hadden, teneinde hem ter voorgeleiding aan een hulpofficier van justitie ten spoedigste over te brengen naar het politiebureau te Tilburg, zich met geweld tegen bovengenoemde politieambtenaren heeft verzet door opzettelijk gewelddadig in een andere/tegenovergestelde richting te trekken en/of te rukken en/of te duwen dan die waarin/waarheen die politieambtenaren hem, verdachte, trachtten te brengen/geleiden en in de richting (van één) van de bovengenoemde politieambtenaren te trappen/schoppen en/of tegen de politiebus te trappen/schoppen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bloedlip bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft;
4
hij op 17 april 2023 te Tilburg opzettelijk politie ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier bij eenheid Zeeland-West-Brabant en [verbalisant 2] , brigadier bij eenheid Zeeland-West-Brabant en [verbalisant 3] , Hoofdagent bij eenheid Zeeland-West-Brabant en [verbalisant 4] , hoofdagent bij eenheid Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun meermalen de woorden toe te voegen: "kankerlijers";
5 subsidiair:
hij op 17 juni 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (v.v.h.k. [kenteken 3] ), die aan [benadeelde 1] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met dat opzet voornoemde scooter heeft geprobeerd te starten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij op 24 augustus 2023 te Tilburg een snorfiets (v.v.h.k. [kenteken 4] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7
hij op 8 juli 2023 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, twee scooters en/of snorfietsen (v.v.h.k. [kenteken 5] en/of [kenteken 2] ) en een kentekenplaat (v.v.h.k. [kenteken 1] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van
dezegoed
erenwisten, dat het door misdrijf verkregen goed
erenbetrof;
8
hij op 3 juli 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan Traverse/ [locatie] , toebehoorde heeft vernield;
10
hij op een tijdstip in de periode van 29 juli 2023 tot en met 30 juli 2023 te Tilburg een snorfiets (v.v.h.k. [kenteken 6] ), die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de door de officier van justitie voorgestelde gevangenisstraf te matigen. Verdachte wil op korte termijn in vrijheid worden gesteld, omdat hij al lang in voorarrest is verbleven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar, wederspannigheid met letsel tot gevolg en belediging van politieambtenaren. Dit betreffen feiten die in de kern het gezag van de politie aantasten. Verdachte heeft de politieagenten in hun eer en goede naam aangetast en bij één van hen gevoelens van angst en een gevoel van onveiligheid veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging diefstal van een scooter, opzetheling van een snorfiets, medeplegen van opzetheling van twee scooters en een kentekenplaat en diefstal van een snorfiets. Hiermee heeft verdachte overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Kennelijk heeft verdachte niet stil gestaan bij de vervelende gevolgen hiervan. Ten slotte heeft verdachte een ruit vernield. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in voor verdachte nadelige zin mee. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook daarmee heeft de rechtbank rekening gehouden in de strafmaat.
Gezien de ernst van de feiten en de recidive van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, gelet op het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1, 5 primair en 9 ten laste gelegde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

7.1
Vordering van [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder
5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400,00 aan
materiële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering tot een bedrag van € 250,00 toe te wijzen. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het verzoek om vrijspraak. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vordering te matigen, zoals door de officier van justitie is voorgesteld.
7.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, reeds omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het levert een onevenredige belasting van het strafgeding op om de strafzaak aan te houden en de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vorderingen nader te onderbouwen. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
Vordering van [benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder
6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 176,60 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
7.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De ingediende schadevergoeding houdt voornamelijk verband met de diefstal van de snorfiets. Het is niet duidelijk welke schade daadwerkelijk door verdachte als heler is veroorzaakt.
7.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleitte vrijspraak, dan wel omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade.
7.2.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 3] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 6 bewezen verklaarde feit. De gevorderde schadevergoeding lijkt vooral te zien op de schade die is ontstaan door de diefstal en die handelingen zijn niet aan verdachte toe te rekenen.
7.3
Vordering van [benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder
7 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,00 aan
materiële schade.
7.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering tot een bedrag van € 250,00 toe te wijzen. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
7.3.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het verzoek om vrijspraak. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vordering te matigen, zoals door de officier van justitie is voorgesteld.
7.3.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 4] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 7 bewezen verklaarde heling. De gevorderde schadevergoeding lijkt vooral te zien op de schade die is ontstaan door de diefstal en die handelingen zijn niet aan verdachte toe te rekenen.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen terug te geven aan de rechthebbenden.
8.2
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63, 181, 266, 267, 285, 310, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 5 primair en 9 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7, 8 en 10 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
feit 3:wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande
feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 4:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen
gepleegd;
feit 5 subsidiair:poging tot diefstal;
feit 6:opzetheling;
feit 7:medeplegen van opzetheling;
feit 8:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 10:diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van (maak een keuze)(maak een keuze)de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
18 STK shirt;
1 STK Fiets Atb.
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 4] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. W.H.C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 maart 2024.
Mr. D.L.J. Martens, Mr. W.H.C. van Eck en mr. S. Kroes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.