ECLI:NL:RBZWB:2024:1667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3285
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op een aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Eiser stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag volgens artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het college op 30 mei 2023 wel degelijk heeft beslist op het Woo-verzoek van eiser. Eiser heeft op 9 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, maar de rechtbank concludeert dat er op dat moment geen sprake was van niet tijdig beslissen, omdat het college al had beslist. Dit betekent dat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

De rechtbank merkt op dat, hoewel het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, eiser ook bezwaar heeft tegen de inhoud van het besluit van 30 mei 2023. De rechtbank besluit daarom om het beroep tegen het niet tijdig beslissen mede te beschouwen als een bezwaar tegen het primaire besluit van 30 mei 2023. Aangezien de standpunten van partijen nog niet voldoende zijn besproken, verwijst de rechtbank het bezwaar naar het college voor verdere behandeling.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en wijst erop dat de regels omtrent bestuurlijke dwangsommen niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Woo. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2024 in de zaak tussen

mr. [eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. De vraag die bij de rechtbank voorligt, is of sprake is van niet tijdig beslissen door het college.
3.1.
Bij besluit van 30 mei 2023 heeft het college op het verzoek van eiser beslist. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser het besluit heeft ontvangen.
3.2.
Eiser heeft bij brief van 9 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek. Daarnaast stelt eiser dat het college met het besluit van 30 mei 2023 niet juist op zijn Woo-verzoek heeft beslist.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college met het besluit van 30 mei 2023 op het Woo-verzoek van eiser heeft beslist. Dat het college volgens eiser niet juist op zijn verzoek heeft beslist, is een argument dat ziet op de inhoud van de beslissing, zodat behandeling daarvan moet plaatsvinden in de bezwaarprocedure.
3.4.
Nu het college op 30 mei 2023 heeft beslist op het Woo-verzoek, was er op het moment van indienen van het beroepschrift op 9 juni 2023 dus geen sprake van niet tijdig beslissen op Woo-verzoek door het college. Daarmee voldoet het beroepschrift niet aan de in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalde vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen.
4. Het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Nu eiser in het beroepschrift heeft aangegeven het ook niet eens te zijn met het besluit van 30 mei 2023, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede gericht te achten tegen het primaire besluit van 30 mei 2023.
6. Aangezien de inhoudelijke standpunten van partijen nog onvoldoende tussen het bestuursorgaan en eiser zijn uitgesproken en besproken, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 30 mei 2023 te verwijzen naar het college ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb). Dit betekent dat de rechtbank het beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan het bestuursorgaan onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van het bestuursorgaan zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling
7. Nu het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
8. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat in artikel 8.2. van de Woo is bepaald dat paragraaf 4.1.3.2 van de Awb waarin de bestuurlijke dwangsom is geregeld niet van toepassing is op besluiten op grond van de Woo.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verwijst het beroep tegen het besluit van 30 mei 2023 naar het college ter behandeling als bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 12 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.