ECLI:NL:RBZWB:2024:1673

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
419081
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt. De cliënt, geboren in 1952, heeft te maken met een psychogeriatrische aandoening, waaronder Alzheimer en vasculaire dementie. Het verzoek is ingediend voor een periode van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum waren de cliënt, haar advocaat, een casemanager en haar dochter aanwezig.

De cliënt heeft aangegeven dat zij niet wil worden opgenomen in een verpleeginstelling en dat zij waarde hecht aan haar woning. Ondanks haar verzet, heeft de casemanager zorgen geuit over de gezondheid en veiligheid van de cliënt, die lijdt aan geheugenproblemen en dwaalgedrag vertoont. De dochter van de cliënt bevestigde de zorgen en gaf aan dat de cliënt 24-uurs zorg nodig heeft, wat in de thuissituatie niet kan worden geboden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstig nadeel ondervindt door haar aandoening, wat leidt tot verwaarlozing en gevaar voor haar gezondheid. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt, zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419081 / FA RK 24/683
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 28 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. Köller te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 13 februari 2024, ingekomen ter griffie op 13 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van 21 augustus 2023 tot instelling van een mentorschap en tot onderbewindstelling;
- de aanvraag van 7 februari 2024;
- het machtigingsformulier voor de aanvraag van een rechterlijke machtiging van 31 januari 2024;
- de medische verklaring van 25 januari 2024;
- een e-mail van 12 februari 2024 met een aanvulling op voornoemde medische verklaring;
- het zorgplan van 23 januari 2024;
- het indicatiebesluit van 6 oktober 2023;
- het machtigingsformulier van het CIZ in het kader van de procedure ten behoeve van de voortzetting van de inbewaringstelling van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 februari 2024, op het hierboven genoemde adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mw. [naam 1] , casemanager;
- mw. [naam 2] , dochter.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat haar man vorige week is overleden en dat zij het daar moeilijk mee heeft. Verder geeft client aan dat zij niet naar een verpleeginstelling wil. Zij hecht veel waarde aan haar woning. Het gaat thuis goed, mede door de inzet van thuishulp. Cliënt heeft geen behoefte aan dagbesteding. Dit alles maakt dat client thuis wil blijven wonen. Client vindt dan ook niet dat de rechtbank kan beslissen dat zij ergens anders moet wonen.
3.2
Namens cliënt heeft de advocaat verzocht om het verzoek af te wijzen. Cliënt wil thuis blijven wonen. Daarnaast herkent cliënt zich niet in de zorgen die worden geschetst in de stukken en die worden besproken tijdens de mondelinge behandeling. Een opname is volgens haar dan ook niet noodzakelijk.
3.3
De casemanager heeft tijdens de mondelinge behandeling haar zorgen geuit. Cliënt heeft last van geheugenproblemen. De echtgenoot van cliënt is niet vorige week maar in 2016 overleden. Uit bezorgdheid maakt cliënt eten voor haar overleden man en voor haar dochter die niet meer thuis woont. Dit eten staat vervolgens uren buiten de koelkast wat een gevaar voor haar gezondheid oplevert. Daarnaast is er sprake van dwaalgedrag. Cliënt loopt zonder rollator in het donker buiten en kan dan haar woning niet meer terug vinden. Daar komt bij dat zij post van zichzelf bij buurtbewoners in de bus gooit en dat de garagedeur weleens open blijft staan. Verder zijn er ook zorgen vanuit de thuiszorg. Medicatie en persoonlijke verzorging wordt door cliënt geweigerd. Hierdoor wordt kleding te lang gedragen. Ook staan de tv en de lichten geregeld nog aan als de thuiszorg ’s ochtends aankomt. Gelet op de zorgbehoefte van cliënt is een opname volgens de casemanager noodzakelijk. Client staat op een wachtlijst voor kleinschalig wonen maar er is nog geen concrete passende plek gevonden.
3.4
De dochter heeft toegelicht dat cliënt twee vormen van dementie heeft, namelijk Alzheimer en vasculaire dementie. Cliënt heeft eerder haar pols en heup gebroken bij een val en is hierdoor in het ziekenhuis beland. In het ziekenhuis was er al sprake van een cognitieve achteruitgang. Deze achteruitgang is in de loop van de tijd alleen maar erger geworden. Door de vasculaire dementie gaat cliënt snel achteruit. Cliënt leeft in het verleden. Zo maakt zij eten voor haar overleden man en voor haar dochters die beiden niet meer thuis wonen. Ook staat zij regelmatig bij de deur te wachten op haar man. Dit laatste speelt sinds een paar weken. De dochter erkent dat er zorgen zijn. Cliënt eet niet, er zijn zorgen omtrent het toedienen van medicatie (insuline) en is er sprake van dwaalgedrag. Cliënt is recent weer gevallen en heeft uren op de grond gelegen omdat zij niet in staat was te alarmeren. Tot slot geeft de dochter aan dat zij dagelijks bezig is met de zorg voor haar moeder en gehandicapte zus en zij voelt zich overbelast. Zij is het met de casemanager eens dat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft, welke in de thuissituatie niet meer gerealiseerd kan worden.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een mengbeeld van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie. Als gevolg van de dementie is er sprake van een forse woordvindstoornis en een ontbrekend ziekte-inzicht. Het algehele functioneren is steeds verder achteruitgegaan.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is aangegeven door de casemanager, verwaarloost cliënt haar persoonlijke verzorging en weigert zij de inname van medicatie die nodig is vanwege haar diabetes. Zij maakt eten klaar wat vervolgens uren buiten de koelkast staat wat een gevaar voor haar gezondheid oplevert. Ook is er sprake van een verstoord dag- en nachtritme, dwaalgedrag en een verhoogd valgevaar nu cliënt haar rollator niet gebruikt bij het wandelen. Tot slot heeft cliënt geen zinvolle dagbesteding.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank is van oordeel dat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft en hulp nodig heeft bij het verrichten van vrijwel alle dagelijkse handelingen om zo de veiligheid van cliënt te waarborgen. Deze zorg en toezicht kan in de thuissituatie niet langer worden geboden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het is de rechtbank gebleken dat de noodzakelijke toezicht en zorg in de thuissituatie niet kan worden gerealiseerd. Cliënt heeft een progressief ziektebeeld waarbij er sprake is van een cognitieve achteruitgang, wat naar verwachting niet zal verbeteren. Uit de stukken blijkt dat door inzet van minder ingrijpende mogelijkheden, zoals het buiten gebruik stellen van de oven en het installeren van een GPS tracker, de nadelen slechts deels worden verholpen. Daarnaast blijven er nog ernstige nadelen bestaan wat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een opname en verblijf noodzakelijk is.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij in haar eigen woning wil blijven wonen. Zij heeft aangegeven dat het thuis goed gaat, mede door de inzet van thuishulp. Zij is niet bereid om opgenomen te worden binnen een verpleeginstelling. Zij ziet hiervan de noodzaak ook niet in.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
4.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
28 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Merbel, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.