ECLI:NL:RBZWB:2024:1693

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419559 / KG ZA 24-94
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie, identiteitsbewijs en inschrijving basisschool

In deze zaak heeft de vrouw, wonende in Tilburg, een kort geding aangespannen tegen de man, die niet is verschenen. De vrouw verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming voor een geplande vakantie met haar minderjarige kind in Tsjechië, de aanvraag van een identiteitsbewijs voor het kind, en de inschrijving van het kind op een basisschool. De vrouw heeft de zorg voor het kind en heeft geen contact met de man, die onbereikbaar is. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 7 maart 2024, waarbij de vrouw en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De man was niet aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar verzoeken, gezien de aanstaande vakantie en de noodzaak om het kind in te schrijven op school. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de vrouw niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft de verzoeken toegewezen. De man is veroordeeld in de proceskosten, omdat hij de vrouw onnodig op kosten jaagt door niet te verschijnen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/419559 / KG ZA 24-94
12 maart 2024
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente Tilburg,
e i s e r e s,
advocaat: mr. A.J.W. Vugs te Tilburg,
tegen
[de man] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
g e d a a g d e,
n i e t v e r s c h e n e n.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 2 producties.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de zitting van 7 maart 2024 met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de zitting is de vrouw verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast is een medewerkster namens de Raad aanwezig geweest, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
De man is niet verschenen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk is het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3.
Op 19 juli 2023 heeft de vrouw bij deze rechtbank een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt (bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/412007 / FA RK 23-3418). Deze zaak staat voor beschikking gepland op dinsdag 26 maart 2024.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- ter vervanging van de toestemming door de man aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de geplande vakantie met de grootouders van [minderjarige] in Tsjechië van 15 tot en met 24 maart 2024;
- ter vervanging van de toestemming door de man aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs ten behoeve van [minderjarige] ;
- ter vervanging van de toestemming door de man aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] op de [basisschool] te [woonplaats] ;
- met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat er geen enkel contact met de man is. Omdat de man formeel opeens van de aardbodem verdwenen leek te zijn, bleef de vrouw achter met [minderjarige] en met een hoop schulden en betalingsachterstanden. Een en ander heeft er onder meer toe geleid dat de vrouw uit haar huurwoning is gezet en zij momenteel met [minderjarige] bij haar ouders verblijft. Al sinds eind 2021 draagt de vrouw de zorg voor [minderjarige] alleen en loopt zij er steeds tegenaan dat de man niet bereikbaar is als er gezagsbeslissingen genomen moeten worden.
De ouders van de vrouw hebben een skivakantie geboekt in Tsjechië van 15 tot en met 24 maart 2024. Zij willen [minderjarige] heel erg graag meenemen. Daar is een identiteitsbewijs voor nodig, maar de vrouw heeft bijvoorbeeld ook een identiteitsbewijs nodig voor het onverhoopte geval dat zij met [minderjarige] naar het ziekenhuis zou moeten. Omdat de man niet bereikbaar is, verzoekt de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de vakantie en de aanvraag van een identiteitsbewijs voor [minderjarige] .
Na de zomervakantie kan [minderjarige] starten op de basisschool. Op dit moment is zij nog nergens ingeschreven. De vrouw verzoekt de rechtbank tevens vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] te kunnen inschrijven op de [basisschool] te [woonplaats] .
Volgens de vrouw reageert de man op geen enkel verzoek tot medewerking en kan zij niet meer wachten op de uitspraak in de bodemprocedure, omdat onduidelijk is wanneer die uitspraak gedaan wordt en uiteraard ook wat de uitspraak zal zijn.
3.3.
Op de (overige) stellingen van de vrouw, alsmede het advies van de Raad, wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de man niet is verschenen, dient de voorzieningenrechter allereerst te beoordelen of ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen. Gebleken is dat de vrouw conform artikel 54 Rv het exploot aan de man heeft laten betekenen aan het Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft de vrouw het exploot laten publiceren in de Staatscourant. Tijdens de zitting is bovendien door de vrouw medegedeeld dat zij de dagvaarding tevens via een familielid aan de man heeft doen toekomen. Daarmee is de voorzieningenrechter van oordeel dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen en zal zij tegen de man verstek verlenen.
4.2.
Op grond van de gedingstukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, staat het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen vast, nu de vakantie van [minderjarige] met haar grootouders zal plaatsvinden van 15 tot en met 24 maart 2024 en bovendien de inschrijving op school op korte termijn gedaan moet worden.
4.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.4.
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven.
4.5.
Nu de man in deze procedure niet is verschenen, is een vergelijk tussen partijen niet mogelijk gebleken en kon de benodigde toestemming van de man niet alsnog worden verkregen. Met de Raad acht de voorzieningenrechter het in het belang van [minderjarige] dat zij met haar grootouders op vakantie zal kunnen gaan en dat mede daarvoor een identiteitsbewijs ten behoeve van [minderjarige] kan worden verkregen. Ook acht de voorzieningenrechter het in het belang van [minderjarige] dat zij zo spoedig mogelijk ingeschreven kan worden op een basisschool.
4.6.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen, die de voorzieningenrechter niet onrechtmatig noch ongegrond voorkomen, zullen worden toegewezen.
De beslissing zal, zoals ook is gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
4.7.
De vrouw heeft tevens gevorderd om de man te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten. Aangezien de man zich onbereikbaar houdt voor de vrouw en hij haar daardoor onnodig op kosten jaagt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding hem als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
dagvaarding € 136,72
griffierecht € 320,00
voor salaris advocaat € 543,00
======
Totaal € 999,72
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming voor de geplande vakantie met de grootouders van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020 in Tsjechië van 15 tot en met 24 maart 2024;
5.2.
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming voor de aanvraag van een identiteitsbewijs ten behoeve van [minderjarige] ;
5.3.
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op de [basisschool] te [woonplaats] ;
5.4.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 999,72 (zegge: negenhonderd en negenennegentig euro en tweeënzeventig eurocent);
5.5.
veroordeelt de man in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,-- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pellikaan, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.