ECLI:NL:RBZWB:2024:1701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10893847 \ VV EXPL 24-7
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens overlast in huurwoning met voorwaardelijke ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Tiwos en T.H.O.D.N. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van een rechthebbende. De eisende partij, Tiwos, vorderde ontruiming van de woning van de rechthebbende wegens aanhoudende overlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de verslechterde omstandigheden en de meldingen van overlast die Tiwos had ontvangen van omwonenden en medewerkers van een nabijgelegen zorginstelling. De primaire vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat de kantonrechter twijfels had over de toewijsbaarheid in een bodemprocedure. Echter, de subsidiaire vordering tot voorwaardelijke ontruiming werd toegewezen, waarbij de bewindvoerder werd verplicht om de woning te ontruimen indien de rechthebbende zich niet aan bepaalde voorwaarden zou houden. De kantonrechter oordeelde dat de situatie van de rechthebbende, die inmiddels hulpverlening ontving, een kans moest krijgen om te verbeteren. De bewindvoerder werd ook veroordeeld in de proceskosten van Tiwos, die in totaal € 948,05 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10893847 \ VV EXPL 24-7
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van
STICHTING TIWOS, TILBURGSE WOONSTICHTING,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Tiwos,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks,
tegen
[gedaagde] T.H.O.D.N. [bedrijf] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die zullen toebehoren aan
[rechthebbende],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L.L. Ross.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte wijziging eis en overlegging producties van Tiwos;
- de mondelinge behandeling van 29 februari 2024.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
  • bij beschikking van de kantonrechter te Tilburg van 28 december 2020 zijn de (toekomstige) goederen van [rechthebbende] onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerder;
  • Tiwos heeft met ingang van 2 juni 2022 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met [rechthebbende] (hierna te noemen: [rechthebbende] ) met betrekking tot de woning aan [adres] te [plaats] . Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene voorwaarden zelfstandige woonruimte d.d. 3 december 2021.
  • Het gehuurde maakt onderdeel uit van een groot complex seniorenwoningen. Aan dit wooncomplex grenst onder andere een woonzorgvoorziening van [ggz] , genaamd [locatie] . Deze zorgvoorziening is toegankelijk vanuit het wooncomplex.
  • Op 17 februari 2023 hebben [naam] namens Tiwos en [rechthebbende] op 17 februari 2023 een gesprek gehad naar aanleiding van meldingen van overlast. Zij hebben afspraken gemaakt over het voorkomen van de overlast en dat [rechthebbende] geen fietsen meer naar de woning meeneemt. Bij brief van 20 februari 2023 heeft Tiwos de afspraken bevestigd, waarbij ook evaluatiemomenten zijn ingepland.
  • Tiwos heeft van omwonenden en van Woonzorgcentrum [locatie] in de periode van 23 februari 2023 tot 9 mei 2023 diverse meldingen van overlast over [rechthebbende] ontvangen.
  • Op 4 september 2023 heeft Tiwos [rechthebbende] aangeschreven omdat hij de afspraken voor evaluatiemomenten niet goed nakwam.
  • Op 14 september en 21 september 2023 heeft Tiwos weer meldingen van [locatie] ontvangen over overlast en bedreiging door [rechthebbende] .
  • Op 18 september 2023 heeft Tiwos met [rechthebbende] de klachten van overlast besproken die hij veroorzaakt in [locatie] . Dit is bevestigd bij brief van Tiwos aan [rechthebbende] van 25 september 2023.
  • Bij brief van 11 december 2023 heeft Tiwos het volgende aan [rechthebbende] bericht:
“Op dinsdag 5 december 2023 hebben we samen een evaluatie gehad. Ik heb aangegeven dat het niet goed gaat op het gebied van wonen. Ik zal de belangrijkste punten hieronder uiteenzetten.
Overlast

U blijft de ruimte van [locatie] zien als verblijfsruimte en vergeet dat u te gast bent.

U heeft het zo bont gemaakt dat er een gebiedsverbod wordt aangevraagd.

U komt dreigend over naar medebewoners en het personeel van [locatie] .

U luistert niet naar de aanwijzingen van Tiwos en [locatie] [nummer]

U laat uw honden nog steeds in de gang waardoor er een hoop geblaf ontstaat als er iemand langs loopt of voor uw deur staat.

U stalt nog steeds drie fietsen in de stalling terwijl u er maar 1 kan stallen.

Als Tiwos u aanspreekt stopt u ineens met het corrigeren van uw hond zodat het gesprek niet meer te volgen is door ons.

Opnieuw klachten overlast hondengeblaf.
Samenwerking
Tiwos heeft de begeleiding alle tijd gegeven om met u te kijken naar een passende oplossing. We hebben gekeken naar begeleiding en medicatie. Beiden hebben geen invloed gehad op uw gedrag. Zoals u zelf aangeeft is [adres] en [locatie] geen goede locatie voor u.
(…)
Juridische stappen
Gezien de vele overlastklachten gaat Tiwos juridische stappen ondernemen.”
  • In de brief van 14 december 2023 heeft Tiwos aangegeven dat zij meldingen blijft ontvangen van overlast door geblaf van honden. Tiwos vraagt in de brief [rechthebbende] om de aangeboden hulp te accepteren en de honden weg te doen of een andere oplossing te zoeken voor de honden zodat de overlast per direct stopt.
  • Bij brief van 20 december 2023 is [rechthebbende] namens Tiwos in de gelegenheid gesteld om een ontruimingsprocedure te voorkomen door zelf de huurovereenkomst door opzegging te beëindigen.
3. Het geschil
3.1.
Tiwos vordert, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad, na wijziging van eis:
  • primair [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] , te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan [adres] , [postcode] [plaats] te ontruimen en te verlaten;
  • subsidiair [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] , te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan [adres] , [postcode] [plaats] te ontruimen en te verlaten indien sprake is van een of meer van de door Tiwos gestelde voorwaarden;
  • primair en subsidiair [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Tiwos, dan wel tot afwijzing van de primaire vordering van Tiwos, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Tiwos in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Tiwos legt aan haar vordering ten grondslag dat zij vanaf januari 2023 meldingen heeft ontvangen van direct omwonenden en van medewerkers van het naastgelegen woonzorgcentrum [locatie] betreffende zorgwekkend en overlast veroorzakend gedrag van [rechthebbende] . [rechthebbende] heeft verschillende keren in februari 2023 en in april 2023 ’s nachts in onderbroek over de gangen gelopen en aangebeld bij bewoners. Ook verbleef hij zeer regelmatig in [locatie] waar bewoners last hebben van zijn (bedreigend) gedrag. Vanaf oktober/ november 2023 is de overlast verder toegenomen en mag hij sinds eind 2023 niet meer in de [locatie] verblijven. Daarnaast veroorzaken de honden van [rechthebbende] door hun geblaf overlast; bewoners hebben in verband daarmee een petitie ondertekend. Daarna is
[rechthebbende] voor enkele weken tot 8 februari 2024 opgenomen geweest in een GGZ-kliniek. Hoewel Tiwos stelt dat de overlast die er op dit moment is, niet is te vergelijken met de ernstige overlastsituatie uit het (recente) verleden en zij sindsdien nog geen meldingen van overlast heeft ontvangen, wenst zij haar primaire vordering tot ontruiming te handhaven, mede gezien de kwetsbare personen die woonachtig zijn en aanwezig zijn in en bij het complex. Subsidiair vordert zij een voorwaardelijke ontruiming.
4.2.
[gedaagde] betwist het spoedeisend belang en zij voert verweer tegen de primaire vordering, nu de gestelde overlast, voor zover deze heeft bestaan, niet meer aanwezig is. [rechthebbende] is ongeveer een maand opgenomen geweest bij de GGZ en nadien gaat het beter met hem. Hij ontkent dat hij geluidsoverlast in de nacht heeft veroorzaakt, ’s nachts in zijn onderbroek heeft gelopen en dat hij anderen onheus heeft bejegend of heeft bedreigd. Zelfs al zou dit wel het geval zijn, dan is dat nu niet meer aan de orde. [rechthebbende] heeft intensieve hulpverlening gehad waardoor de overlast is verminderd. De honden zijn elders geplaatst, waardoor ook die vorm van overlast is verholpen, aldus [gedaagde] .
Het spoedeisend belang
4.3.
Voordat de kantonrechter een oordeel geeft over de gevorderde voorzieningen, moet hij eerst onderzoeken of Tiwos een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.4.
[gedaagde] meent dat het spoedeisend belang ontbreekt, omdat de geclaimde overlast al veel langer speelde en Tiwos toch ruim een jaar heeft gewacht om actie te ondernemen. De kantonrechter kan deze redenering volgen, maar hij begrijpt dat Tiwos [rechthebbende] diverse malen de kans heeft willen geven om hem in het complex te laten verblijven. Onweersproken is gebleven dat eind 2023 de situatie is verslechterd en dat dit ook heeft geresulteerd in een opname van [rechthebbende] in een GGZ-instelling. Tiwos heeft vanwege die omstandigheden zwaarder ingezet en is een kort gedingprocedure gestart. Gelet op deze (verslechterde) omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang. Tiwos kan dan ook in haar vordering worden ontvangen.
De ontruiming
4.5.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.6.
Tiwos heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven haar primaire vordering te willen handhaven vanwege de ernstige overlast waarvan sprake is geweest en dat het op dit moment nog onduidelijk is of de huidige positieve ontwikkeling van [rechthebbende] zich zal voortzetten. Volgens haar is [rechthebbende] nauwelijks aanwezig in het gehuurde. Tiwos heeft daarbij ook een beroep gedaan op een uitspraak van de kantonrechter van deze rechtbank van 18 december 2023. Namens [gedaagde] is aangegeven zich niet te verweren tegen de subsidiaire vordering tot voorwaardelijke ontruiming van het gehuurde.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat Tiwos in het kader van deze procedure voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van overlast veroorzaakt door [rechthebbende] in de vorm van ontoelaatbaar gedrag en overlast, ook door het geblaf van zijn honden. Het dossier bevat verschillende e-mails van zowel medewerkers van [locatie] als omwonenden die de stellingen van Tiwos hierover ondersteunen. Voor [locatie] heeft [rechthebbende] zelfs een gebiedsverbod gekregen. Vast is komen te staan dat de overlast eind 2023 toegenomen. Tiwos heeft [rechthebbende] herhaaldelijk gewezen op zijn ontoelaatbare gedrag en de mogelijke consequenties daarvan, waaronder de beëindiging van de huurovereenkomst. Dat heeft [gedaagde] ook niet weersproken. Op grond hiervan acht de kantonrechter in beginsel voldoende aannemelijk dat [rechthebbende] structureel en ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.8.
Vervolgens is [rechthebbende] in 2024 voor een periode van 3 weken opgenomen geweest in een GGZ-instelling. Vast staat dat Tiwos sinds het ontslag van [rechthebbende] op 8 februari 2024 uit de GGZ-instelling geen meldingen van overlast heeft ontvangen. Ook is er geen sprake meer van overlast van de honden omdat deze door [rechthebbende] zijn ondergebracht bij de fokker. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij toegelicht dat zij bij de fokker zullen blijven zolang hij in het gehuurde woont. De kantonrechter gaat ervan uit dat hij zich aan zijn toezegging zal houden, zodat de overlast van de honden in het gehuurde en daarmee in het complex niet meer aan de orde zal zijn. Daarnaast is gebleken dat [rechthebbende] op dit moment ambulante hulpverlening van [ambulante begeleiding] krijgt en dat deze begeleiding zal worden voortgezet. Naast de ambulante begeleiding krijgt [rechthebbende] ook hulp en ondersteuning van [gedaagde] en die hulp ziet, zo blijkt uit wat tijdens de zitting is besproken, niet alleen op financiële of administratieve gebieden. Dit maakt ook dat de onderhavige situatie verschilt met de uitspraak waarop Tiwos zich heeft beroepen. In dit geval is sprake van hulpverlening die [rechthebbende] ook na de opname ondersteunt en blijft ondersteunen, in de zaak die tot het vonnis van
18 december 2023 heeft geleid en waarop Tiwos zich heeft beroepen, was dit niet het geval althans is dat niet gebleken.
4.9.
Op grond van het voorgaande en de recente positieve ontwikkelingen is het, alles overwegende, de vraag of een bodemrechter, als het geschil aan hem wordt voorgelegd, een gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Nu dat vooralsnog onvoldoende waarschijnlijk is, betekent dit dat de primaire vordering tot ontruiming niet toewijsbaar is. De subsidiaire vordering kan wat de kantonrechter betreft wel worden toegewezen. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat aan [rechthebbende] een goede “stok achter de deur” wordt gegeven, zodat hij met behulp van de hulpverlening kan proberen om zijn leven in het gehuurde op een juiste manier, zonder het veroorzaken van overlast, op te pakken. Het woongenot en de belangen van andere huurders en van bewoners/medewerkers van de [locatie] wordt daarmee ook voldoende gewaarborgd. Mocht [rechthebbende] zich niet houden aan de voorwaarden, dan volgt alsnog ontruiming van het gehuurde. Een en ander brengt mee dat de subsidiaire vordering op de in de beslissing weergegeven wijze zal worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] is als bewindvoerder in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Tiwos worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,05
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
948,05

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] , [postcode] ) te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Tiwos zijn, en de sleutels af te geven aan Tiwos, indien sprake is van een of meer van de volgende voorwaarden:
Tiwos ontvangt een ernstige klacht of een reeks van minder ernstige klachten over overlastgevend gedrag van [rechthebbende] in het gehuurde of in de algemene ruimten behorend bij het gehuurde;
[rechthebbende] neemt een of meer honden of andere huisdieren in het gehuurde en/of in de algemene ruimten behorend bij het gehuurde;
[rechthebbende] weigert een redelijk aanbod voor alternatieve huisvesting, hetzij van Tiwos, hetzij van het RIBW, de GGZ of een andere (zorg- of begeleidings)organisatie;
[rechthebbende] onttrekt zich aan de zorg/begeleiding van zijn begeleiders en/of komt afspraken met zijn begeleiders en/of Tiwos niet of onvoldoende na en/of volgt de aanwijzingen van zijn begeleiders en/of Tiwos niet of onvoldoende op;
5.2.
veroordeelt de [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de proceskosten van € 948,05, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.