Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige 1] )
(machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige 2] )
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 11 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De verzoeken zijn ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de verzoeken gelijktijdig behandeld tijdens een mondelinge zitting, waarbij de moeder niet aanwezig was en de vader zich had afgemeld. Beide minderjarigen hebben tijdens een kindgesprek hun instemming met de uithuisplaatsing gegeven en aangegeven dat zij zich in hun huidige situatie beter voelen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen in een onveilige thuissituatie verkeerden, waar zij blootgesteld werden aan volwassenzaken en onvoldoende zorg en aandacht kregen. De GI heeft verzocht om machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening voor [minderjarige 1] en in een pleegzorgvoorziening voor [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken voldoen aan de wettelijke vereisten en heeft de machtigingen verleend, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de minderjarigen de nodige zorg en stabiliteit kunnen ontvangen.
De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 13 maart 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.