Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op 28 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 12 februari 2024 was de gemachtigde van betrokkene, Appjection B.V., niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De gemachtigde van betrokkene heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet door betrokkene is verricht, maar door een huurder van de personenauto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de juiste stukken zijn overgelegd, waaruit blijkt dat de auto op het moment van de overtreding was verhuurd. Hierdoor is de boete ten onrechte aan betrokkene opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd.
Daarnaast heeft de kantonrechter een proceskostenvergoeding toegekend voor het indienen van het beroepschrift, maar deze is beperkt tot de kantonfase, omdat in de administratieve fase niet de juiste stukken zijn overgelegd. De officier van justitie is opgedragen het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, terug te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en griffier mr. C.A. Lequin, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.