ECLI:NL:RBZWB:2024:1707

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10628979 _ MB VERZ 23-382 en 10670029 _ MB VERZ 23-428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen twee verkeersboetes die aan de betrokkene waren opgelegd. De betrokkene had tegen deze boetes beroep ingesteld bij de officier van justitie, die deze beroepen ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 12 februari 2024, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig was, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was.

De boetes waren opgelegd voor twee gedragingen: het doorrijden bij een rood verkeerslicht en het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden, beide op 15 juni 2022 in Breda. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de boetes niet redelijk waren en dat er sprake was van valse beschuldigingen. De zittingsvertegenwoordiger verzocht de beroepen gegrond te verklaren, omdat er onvoldoende bewijs was om de gedragingen vast te stellen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen niet bewezen konden worden. De verklaring van de verbalisant was niet voldoende, gezien de specifieke feiten en omstandigheden die door de betrokkene waren aangevoerd. Hierdoor werden de boetes ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de beslissingen van de officier van justitie en droeg de officier van justitie op de betaalde bedragen aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummers : 10628979 \ MB VERZ 23-382 en 10670029 \ MB VERZ 23-428
CJIB-nummers : 1062 5422 5022 1797en 7062 5422 5022 1794
uitspraakdatum : 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroepen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaken van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is tweemaal een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroepen ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft deze beroepen ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd luiden, kort omschreven:
  • doorrijden bij driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op 15 juni 2022 om 07:21 uur op de Beverweg in Breda en
  • als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op 15 juni 2022 op de Beverweg in Breda.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boetes niet redelijk zijn gelet op de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden. Betrokkene heeft dit uitvoerig uiteengezet. Kort samengevat stelt zij dat er sprake is van valse beschuldigingen. Betrokkene wil een klacht indienen tegen de verbalisant en heeft zich destijds bedreigd gevoeld. Ten aanzien van de mobiele telefoon merkt betrokkene op deze niet te hebben vastgehad.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de beroepen gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft uitvoerig uiteengezet wat er volgens haar destijds is voorgevallen. In het geval van een dergelijk uitgebreid betoog, dient hier ook een nadere toelichting van de verbalisant tegen over te staan. Het is ondanks herhaaldelijke pogingen niet gelukt om contact te krijgen met de desbetreffende verbalisant. Gelet op het ontbreken van een nadere toelichting verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om het beroep in beide zaken gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedragingen zijn verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor haar zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. Betrokkene heeft uitvoerig toegelicht wat er volgens haar ten tijde van de gedragingen is voorgevallen. Enige nadere toelichting van de verbalisant ontbreekt. Gelet hierop is er aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van verbalisant. Dit betekent dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd.
De beroepen zijn daarom gegrond. De beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd en de beslissingen van de officier van justitie zullen worden vernietigd. De bedragen die betrokkene aan zekerheid heeft betaald moeten door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat onder samenhangende zaken het volgende wordt begrepen: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren, die door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken (nagenoeg) identiek konden zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter is hier sprake van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. In deze zaken wordt tegelijkertijd uitspraak gedaan en de werkzaamheden van de gemachtigde in beide zaken kunnen als (nagenoeg) identiek worden aangemerkt.
De kantonrechter zal gelet op de samenhang een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart de beroepen gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op de bedragen van € 259,- en € 359,- die betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: