ECLI:NL:RBZWB:2024:1712

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10792859 _ MB VERZ 23-599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op 22 november 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 februari 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij niet aanwezig was op de plaats van de gedraging en dat hij op het moment van de vermeende overtreding in Friesland was. Hij overhandigde bewijs van betaling van een aankoop bij een bakker in Friesland, wat zijn alibi ondersteunt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, wijzend op de twijfels over de vaststelling van de gedraging door de verbalisant.

De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant niet voldoende was om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene de gedraging had verricht, en verklaarde het beroep gegrond. De opgelegde boete werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen, evenals de reiskosten voor het bijwonen van de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10792859 \ MB VERZ 23-599
CJIB-nummer : 4062 522 4624 4770
uitspraakdatum : 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats 1]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijdt met een geslotenverklaring (bord C2) op 22 november 2021 om 08:58 uur op de Kilsdonk in Oosterhout.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene geeft aan niet aanwezig te zijn geweest op de plek waar de gedraging is geconstateerd. Hij is woonachtig in Friesland. Daarbij heeft betrokkene aangegeven om 11:08 uur een brood te hebben gekocht bij de bakker in [plaats 2] (Friesland), waardoor het voor hem onmogelijk was, gelet op de reistijd tussen de twee plaatsen, aanwezig te zijn geweest in Oosterhout. Betrokkene heeft een bewijs van betaling overgelegd. Tot slot geeft betrokkene aan dat de verbalisant mogelijk een verkeerd kenteken heeft waargenomen, nu een personenauto van hetzelfde merk en kleur vrijwel hetzelfde nummerbord heeft.
Ter zitting heeft betrokkene nogmaals benadrukt niet aanwezig te zijn geweest op 22 november 2021 in Oosterhout en de gedraging dus niet heeft begaan.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft aangegeven dat staandehouding niet mogelijk is geweest, omdat het voertuig van hem afreed. Volgens de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden is deze enkele constatering onvoldoende. Gelet op het verhaal van betrokkene en de summiere toelichting van de verbalisant zijn er twijfels. In een dergelijk geval zou normaliter een aanvullend proces-verbaal worden opgevraagd, het is echter een gedraging van ruim 2 jaar geleden. De zittingsvertegenwoordiger geeft betrokkene het voordeel van de twijfel en verzoekt om het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende is om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht. Echter een foutje maken qua nummerborden is mogelijk. Indien 1 cijfer of letter verkeerd wordt gezien, betreft het meteen een andere kentekenhouder. Met het door betrokkene ingediende afschrift is voldoende aangetoond dat hij kort na de gedraging bij een bakker in Friesland is geweest. Het is daarmee onvoldoende komen vast te komen staan dat betrokkene de gedraging heeft verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor de reiskosten die betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting. De reiskosten worden, ingevolge artikel 2, lid 1, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld, op basis van de kosten van openbaar vervoer, op 2 x € 33,77 = € 67,54.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de reiskosten van betrokkene tot een bedrag van € 67,54.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: