ECLI:NL:RBZWB:2024:1727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10783647 _ MB VERZ 23-589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan op een trottoir, wat volgens de wet verboden is. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de betrokkene niet verschenen, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A de Vreeze, was aanwezig.

De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat zij slechts enkele minuten had gewacht tot haar dochter zou instappen en dat er meerdere auto’s op de stoep stonden. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de gedraging vaststond en dat de boete terecht was opgelegd, maar verzocht om matiging van de boete met 25% vanwege een schending van de hoorplicht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter erkende ook dat de officier van justitie de betrokkene niet had gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter matigde de boete tot € 75,- plus administratiekosten, rekening houdend met de schending van de hoorplicht. De uitspraak werd openbaar gedaan en er was geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10783647 \ MB VERZ 23-589
CJIB-nummer: 6062 5422 5319 9145
uitspraakdatum: 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 10 oktober 2022 om 14:58 uur op de Hooftlanden in Werkendam.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stond enkele minuten te wachten tot haar dochter zou instappen. Daarnaast stonden er meerdere auto’s op de stoep en is dit dagelijks het geval in verband met het ophalen van kinderen bij de school. Betrokkene geeft verder aan hier nog niet eerder een boete voor te hebben ontvangen. Ook heeft betrokkene andere ouders gevonden die hiervoor een boete hebben ontvangen. Betrokkene stelt door haar auto op deze wijze stil te zetten geen hinder te hebben veroorzaakt. Tot slot geeft betrokkene aan de zekerheid niet te kunnen betalen wegens haar financiële situatie. Zij ontvangt een WW-uitkering en heeft verschillende betalingsregelingen lopen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de zekerheid op nihil te stellen en het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft voldoende onderbouwd de zekerheidstelling niet te kunnen betalen. Inhoudelijk geeft de zittingsvertegenwoordiger aan dat de gedraging op basis van het dossier kan worden vastgesteld. Bovendien geeft betrokkene zelf ook aan op de stoep stil te hebben gestaan. Stilstaan op het trottoir is te allen tijde verboden. Het is niet relevant of anderen op de stoep stonden geparkeerd en/of geen boete heeft ontvangen. Dit is voor eigen rekening en risico. De verbalisant heeft bovendien een discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het opleggen van een boete. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 109,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene op dit punt het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft immers zelf ook aangegeven op de stoep stil te hebben gestaan. Stilstaan op het trottoir is verboden. Ook in geval van het in en uit laten stappen van passagiers. De boete is dus terecht opgelegd.
Dat er meer auto’s stonden en betrokkene en anderen niet eerder een boete hebben ontvangen is naar het oordeel van de kantonrechter geen reden om de boete te laten vervallen of te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: