ECLI:NL:RBZWB:2024:1728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10783729 - MB VERZ 23-593
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging wegens schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op dezelfde datum, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene was niet aanwezig.

De gedraging die aan de boete ten grondslag lag, was het rijden met een motorrijtuig waarvan het keuringsbewijs op 7 oktober 2022 was vervallen. Betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat zijn voertuig gedurende een langere periode niet op de weg was geweest en in de garage stond voor keuring. De officier van justitie betoogde dat betrokkene zijn voertuig had moeten schorsen, aangezien de keuring al op 6 augustus 2022 was vervallen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat betrokkene verantwoordelijk was voor het schorsen van het kenteken. Echter, de rechter constateerde ook dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen en de inleidende beschikking te wijzigen, zodat betrokkene een bedrag van € 112,50 plus administratiekosten moest betalen, en dat de officier van justitie € 37,50 aan betrokkene moest terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10783729 \ MB VERZ 23-593
CJIB-nummer: 9062 5422 5290 2779
uitspraakdatum: 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren op 7 oktober 2022 om 17:00 uur in Zundert.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan dat gedurende een langere periode, vanaf 9 augustus 2022, de auto niet heeft gereden en/of op de weg is geweest. De auto heeft in de garage van [naam] gestaan om deze te laten keuren. Het RDW keuringsstation was niet eerder in de gelegenheid dan 3 oktober 2022 om het VIN kenteken te herstellen. Betrokkene stelt dat de auto hierna terug is gegaan naar de garage voor verdere reparaties en de Apk-keuring. De definitieve keuring zou op 26 oktober 2022 hebben plaatsgevonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging kan worden vastgesteld. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. Namens betrokkene is aangegeven dat de keuring langer duurde dan oorspronkelijk gepland. Op het moment dat het voertuig niet meer kan rijden, had betrokkene zijn voertuig moeten schorsen. De vervaldatum van de keuring was 6 augustus 2022, de gedraging is twee manden later vastgesteld. In de tussenliggende periode heeft betrokkene voldoende tijd gehad om in afwachting van de keuring zijn voertuig te schorsen. Het beroep is inhoudelijk ongegrond, echter wegens schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent dit ook.
Betrokkene is als kentekenhouder van het motorrijtuig er verantwoordelijk voor om, indien met het voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt, de RDW te verzoeken de tenaamstelling in het kentekenregister te schorsen. In dit geval had betrokkene het kenteken kunnen schorsen zolang de definitieve keuring op 26 oktober 2022 niet had plaatsgevonden. Daarbij is ook van belang dat betrokkene na de vervaldatum van de keuring twee maanden de tijd heeft gehad om zijn voertuig te schorsen, voordat de gedraging op 7 oktober 2022 werd vastgesteld. De boete is dus terecht opgelegd en de kantonrechter ziet in de omstandigheden geen reden voor matiging..
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 112,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: