Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 28 maart 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 12 februari 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had zijn scooter niet verzekerd, wat onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder valt. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen vanwege een schending van de hoorplicht door de officier van justitie.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wettelijke voorwaarden. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd van € 370,- naar € 277,50, plus € 9,- administratiekosten, en verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was niet in de gelegenheid om deze mede te ondertekenen.