ECLI:NL:RBZWB:2024:1729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10793024 _ MB VERZ 23-610
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 28 maart 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 februari 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had zijn scooter niet verzekerd, wat onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder valt. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen vanwege een schending van de hoorplicht door de officier van justitie.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wettelijke voorwaarden. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd van € 370,- naar € 277,50, plus € 9,- administratiekosten, en verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was niet in de gelegenheid om deze mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10793024 \ MB VERZ 23-610
CJIB-nummer: 1062 5422 4930 3859
uitspraakdatum: 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden op 28 maart 2022 om 17:05 uur in Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan dat hij zich niet bewust was van het feit dat een scooter ook verzekerd moet zijn als er nog geen gebruik van wordt gemaakt. Tot slot geeft betrokkene aan de zekerheidstelling niet te kunnen betalen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep aan te houden, om de zekerheid als nog te voldoen binnen 4 weken. Subsidiair verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van een kentekenhouder om zijn voertuig te verzekeren of te schorsen indien deze niet wordt gebruikt. Dit had betrokkene moeten weten. Het voertuig heeft van 12 februari 2022 tot 7 september 2022 op naam van betrokkene gestaan. Uit een aanvullend stuk van het RDW, overgelegd ter zitting door de zittingsvertegenwoordiger, blijkt dat het voertuig ook op de laatste dag voor het overgaan van de tenaamstelling, op 6 september 2022, nog steeds niet was verzekerd of geschorst. Betrokkene heeft dan ook niet alles in werking gesteld om na de boete het voertuig alsnog te verzekeren of te schorsen. Het beroep is inhoudelijk ongegrond, echter wegens het schenden van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boeten met 25% te matigen.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 379,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene op dit punt het voordeel van de twijfel, gelet op zijn leeftijd. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt door betrokkene ook niet ontkend. Op 28 maart 2022 was de scooter niet verzekerd en uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat deze ook op 6 september 2022 nog steeds niet was verzekerd of geschorst. Betrokkene had zijn scooter moeten verzekeren óf indien deze niet wordt gebruikt dient de kentekenhouder het voertuig te schorsen. Dit valt onder de eigen verantwoordelijkheid van de kentekenhouder. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden voor matiging van de boete.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 277,50 plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: