Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige gehandicaptenparkeerkaart op 5 november 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder een recente verhuizing en financiële problemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging is verricht, maar heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden door betrokkene niet te horen. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gedeeltelijk gegrond verklaard en gematigd tot € 232,50, plus administratiekosten, vanwege de schending van de hoorplicht. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van betrokkenen in administratieve procedures en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van bijzondere omstandigheden.