ECLI:NL:RBZWB:2024:1731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10772837 _ MB VERZ 23-579
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige gehandicaptenparkeerkaart op 5 november 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder een recente verhuizing en financiële problemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging is verricht, maar heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden door betrokkene niet te horen. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gedeeltelijk gegrond verklaard en gematigd tot € 232,50, plus administratiekosten, vanwege de schending van de hoorplicht. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van betrokkenen in administratieve procedures en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van bijzondere omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10772837 \ MB VERZ 23-579
CJIB-nummer: 5062 5422 5387 1670
uitspraakdatum: 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door de gemachtigde namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). De gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op 5 november 2022 om 03:31 uur op de Parade in Breda.
De gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De gemachtigde (die de gebruiker van de auto was) geeft aan op 2 november te zijn verhuisd, hierdoor was voor haar de omgeving onbekend. Tijdens de verhuizing stond haar auto stil wegens een laadprobleem met de accu. Hierdoor kon zij pas de volgende dag haar auto verplaatsen. Daarnaast geeft zij aan de boete niet te kunnen betalen, gelet op haar financiële situatie.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd in de veronderstelling te zijn dat [betrokkene] B.V., de leasemaatschappij, de zekerheid heeft betaald. Het leasebedrijf heeft dit namelijk al wel bij betrokkene in rekening gebracht. Althans vanwege de verschillende boetes die betrokkene heeft wordt er per maand een bedrag van ongeveer 400 euro ingehouden op haar salaris. Ten aanzien van de gedraging geeft betrokkene aan destijds net verhuisd te zijn vanuit het Caribisch gebied naar Nederland. Op 2 november 2022 heeft zij de sleutels ontvangen. Zij had geen eigen parkeerplaats en om te kunnen verhuizen moest zij gebruik maken van deze parkeerplaats. De aangewezen parkeerplaatsen voor laden en lossen waren al bezet, waardoor het voor betrokkene ook niet mogelijk was om daar te parkeren. Betrokkene geeft aan kort te hebben geparkeerd en op dat moment ook autopech te hebben. Ze heeft hier niet de gehele avond of meerdere dagen gestaan. Zij heeft hier midden in de nacht gestaan, omdat zij naast haar werk moest verhuizen. Zij kon niet op een ander tijdstip verhuizen. Tot slot heeft betrokkene aangegeven de boete onterecht te vinden, omdat zij niet herhaaldelijk de wet heeft overtreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep aan te houden om uit te laten zoeken of [betrokkene] B.V. de zekerheid heeft betaald. Subsidiair heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging kan worden vastgesteld op grond van de foto’s in het dossier en de toelichting van betrokkene zelf. Zij ontkent de gedraging niet, betrokkene heeft zelf aangegeven op deze parkeerplaats te hebben gestaan om te laden en te lossen. De verbalisant heeft aangegeven gedurende 10 minuten geen activiteit waar te hebben genomen. Er is volgens de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dan geen sprake van laden en lossen. De boete is terecht opgelegd. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter wegens het schenden van de hoorplicht heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 319,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene op dit punt het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit is door de gemachtigde ook erkend. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen aanleiding om de boete te matigen. De stelling van betrokkene dat parkeren wegens drukte alleen mogelijk was op de gehandicaptenparkeerplaats is immers niet te controleren. Bovendien is het verhaal van betrokkene over het midden in de nacht verhuizen ongeloofwaardig. Ook omdat de verbalisant gedurende 10 minuten geen laad of los-activiteiten heeft waargenomen. Betrokkene heeft verder naar voren gebracht dat de boete onterecht is, omdat zij de wet niet stelselmatig heeft overtreden maar slechts 1 keer. Dit is volstrekt irrelevant voor het vaststellen van de gedraging en het opleggen van de bijbehorende boete.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 232,50 plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: