Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op het trottoir, wat volgens de wet verboden is. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij al 25 jaar op dezelfde plek parkeert zonder ooit een boete te hebben ontvangen. Hij stelde dat de situatie niet duidelijk was, omdat de andere hoek van de straat wel afgesloten was met paaltjes. Betrokkene gaf ook aan slecht ter been te zijn en vroeg om een waarschuwing in plaats van een boete.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar verzocht om een matiging van de boete met 25% vanwege schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de lange parkeergeschiedenis van betrokkene en het feit dat hij nooit eerder een boete had ontvangen. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, omdat de plek minder duidelijk was afgeschermd en er geen waarschuwing was gegeven. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moet worden terugbetaald.
De uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Breeman, bijgestaan door griffier C.A. Lequin, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.