ECLI:NL:RBZWB:2024:1736

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10182558 _ MB VERZ 22-917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, ongegrond

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie verklaarde het beroep gegrond en kende een proceskostenvergoeding toe. De gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 februari 2024 zijn betrokkene en de gemachtigde niet verschenen, terwijl de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was.

De gemachtigde heeft in het pro-formaberoepschrift aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie en dat de gedraging betwist wordt. De kantonrechter constateert echter dat de gronden van het beroep ontbreken en dat de gemachtigde niet in de gelegenheid is gesteld om deze gronden in te dienen. De kantonrechter oordeelt dat het beroep alleen gericht kan zijn tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding, aangezien de boete al door de officier van justitie is vernietigd.

De kantonrechter heeft de toegekende proceskostenvergoeding van € 405,75 beoordeeld en vastgesteld dat deze in overeenstemming is met de wet. De kantonrechter concludeert dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting, maar geen punt voor de nadere hoorzitting, omdat er geen nieuwe gronden zijn ingediend. De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10182558 \ MB VERZ 22-917
CJIB-nummer : 1062 5422 4504 9558
uitspraakdatum : 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. Daartegen is door de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het pro-formaberoepschrift aangevoerd het niet eens te zijn met de beslissing van de officier van justitie. Betrokkene betwist in algemene zin de gedraging dan wel meent dat de (volledige) sanctie niet aan betrokkene kan worden verweten. De (nadere) gronden zullen op een nader door de kantonrechter te bepalen datum worden ingediend.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Voor een telefonische hoorzitting wordt een half punt toegekend. In deze zaak is dit halve punt ook toegekend. Het nogmaals horen c.q. het nader horen komt niet in aanmerking voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. Er is namelijk geen sprake van een aanvulling ten opzichte van de eerdere gronden, waardoor er geen extra inspanning is geleverd. Daarbij heeft de zittingsvertegenwoordiger verwezen naar een (niet gepubliceerd) arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2023 met zaaknummer Wahv 200.320.506/01.

Overwegingen

De kantonrechter constateert dat in het dossier de gronden van het beroep ontbreken en dat na het indienen van het pro-formaberoepschrift de gemachtigde ten onrechte niet meer in de gelegenheid is gesteld om die gronden in te dienen. De gemachtigde is ook niet ter zitting verschenen om toe te lichten wat die gronden zijn. Nu de boete door de officier van justitie reeds is vernietigd, kan het beroep alleen nog gericht zijn tegen (de hoogte van) de toegekende proceskostenvergoeding. De kantonrechter zal daarom beoordelen of die proceskostenvergoeding juist is.
Door de officier van justitie is een proceskostenvergoeding is toegekend van € 405,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor de telefonische hoorzitting. De officier van justitie heeft daarbij geen punt toegekend voor het bijwonen van een nadere telefonische hoorzitting, omdat tijdens die nadere hoorzitting enkel is verwezen naar de eerder ingebrachte gronden zonder daar toelichting op te geven.
De kantonrechter overweegt dat de toegekende vergoeding voor het indienen van het beroepschrift in overeenstemming is met de wet.
Voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie kan, met toepassing van artikel 2,
lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt worden toegekend. Dit heeft ook het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaald in een arrest (ECLI:NL:GHARL:2021:7004). De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting.
Resteert de vraag of terecht geen punt is toegekend voor de nadere telefonische hoorzitting. Blijkens het verslag van die hoorzitting heeft de gemachtigde daar geen aanvulling gegeven en slechts verwezen naar de eerder ingediende gronden. Naar het oordeel van de kantonrechter is er daarom geen sprake van redelijkerwijs gemaakte kosten in de zin van artikel 13a, eerste lid, van de Wahv, zodat daarvoor terecht geen extra punt is toegekend. Daarbij verwijst de kantonrechter ook naar het door de zittingsvertegenwoordiger genoemde arrest.
De door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding is dan ook juist. Gelet hierop wordt het beroep ongegrond verklaard. Dientengevolge is er geen ruimte voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: