ECLI:NL:RBZWB:2024:1737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10230231 _ MB VERZ 22-986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, beoordeling van proceskostenvergoeding en samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze had het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 februari 2024 is de zaak behandeld, maar zowel de betrokkene als de gemachtigde waren niet aanwezig.

De kantonrechter constateerde dat de gronden van het beroep ontbraken en dat de gemachtigde niet in de gelegenheid was gesteld om deze gronden in te dienen. De kantonrechter merkte op dat de boete door de officier van justitie al was vernietigd, waardoor het beroep enkel gericht kon zijn tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding. De officier van justitie had een proceskostenvergoeding van € 405,75 toegekend, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van een beroepschrift in 23 samenhangende zaken. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van samenhangende zaken, omdat de gemachtigde nagenoeg identieke verweren had gevoerd.

De kantonrechter concludeerde dat de toegekende proceskostenvergoeding in overeenstemming was met de wet en dat het beroep ongegrond werd verklaard. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen ruimte was voor toekenning daarvan. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10230231 \ MB VERZ 22-986
CJIB-nummer : 6062 5422 4611 9098
uitspraakdatum : 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. Daartegen is door de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het pro-formaberoepschrift aangevoerd het niet eens te zijn met de beslissing van de officier van justitie. Betrokkene betwist in algemene zin de gedraging dan wel meent dat de (volledige) sanctie niet aan betrokkene kan worden verweten. De (nadere) gronden zullen op een nader door de kantonrechter te bepalen datum worden ingediend.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde maakt in zijn beroepschriften gebruik van standaardmatige verweren met standaardteksten, derhalve is er sprake van nagenoeg identieke werkzaamheden. Er is dan ook sprake van samenhang.

Overwegingen

De kantonrechter constateert dat in het dossier de gronden van het beroep ontbreken en dat na het indienen van het pro-formaberoepschrift de gemachtigde ten onrechte niet meer in de gelegenheid is gesteld om die gronden in te dienen. De gemachtigde is ook niet ter zitting verschenen om toe te lichten wat die gronden zijn. Nu de boete door de officier van justitie reeds is vernietigd, kan het beroep alleen nog gericht zijn tegen (de hoogte van) de toegekende proceskostenvergoeding. De kantonrechter zal daarom beoordelen of die proceskostenvergoeding juist is.
Door de officier van justitie is een proceskostenvergoeding is toegekend van € 405,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van een beroepschrift in 23 samenhangende zaken. De officier van justitie beschouwt deze zaken als samenhangend omdat de gemachtigde (nagenoeg) identieke (niet onderbouwde) verweren heeft gevoerd terwijl de ambtenaar, gevraagd om aanvullende informatie, niet de benodigde informatie heeft ingebracht.
De kantonrechter overweegt dat het toegekende punt voor het indienen van het beroepschrift in overeenstemming is met de wet en begrijpt dat het beroep is gericht tegen het aannemen van samenhang met andere zaken.
Artikel 3, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat onder samenhangende zaken het volgende wordt begrepen: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren, die door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken (nagenoeg) identiek konden zijn.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van het dossier en wat de zittingsvertegenwoordiger ter zitting heeft aangevoerd kan worden vastgesteld dat er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij is van belang dat de gemachtigde nagenoeg identieke, niet onderbouwde verweren heeft gevoerd en de beroepen gegrond zijn verklaard wegens het ontbreken van informatie van de verbalisant (zie ook het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2022:390).
De door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding is dan ook juist. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Dientengevolge is er geen ruimte voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: