In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de rechtsgeldigheid van een huwelijk tussen een vrouw en een man. De vrouw, die in 2016 vanuit Eritrea naar Nederland kwam, stelt dat zij op een bepaalde datum in 2012 in Eritrea met de man is gehuwd. De onderbouwing van haar huwelijk is gebaseerd op haar verklaringen en een huwelijksakte. Echter, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft deze huwelijksakte als 'vals' bestempeld, wat leidde tot de afwijzing van een aanvraag voor nareis van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd om de rechtsgeldigheid van het huwelijk aan te tonen, aangezien de IND de huwelijksakte als vals beschouwt en er geen andere documenten zijn die de verklaringen van de vrouw ondersteunen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er een rechtsgeldig huwelijk was gesloten. Het verzoek tot echtscheiding werd dan ook afgewezen, evenals de verzoeken tot nevenvoorzieningen, omdat deze afhankelijk waren van de uitkomst van het echtscheidingsverzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. Van Noort, in aanwezigheid van griffier mr. Dijkwel.