ECLI:NL:RBZWB:2024:1746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419324 / JE RK 24-298
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ASS en problematisch gedrag

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noord-Beveland, met als doel de minderjarige voor een periode van zes maanden op te nemen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van de minderjarige, waaronder gebruik van (soft)drugs, alcohol, en problematische contacten met drugsdealers. De minderjarige verblijft momenteel bij een jeugdorganisatie, maar de veiligheid kan daar niet meer worden gewaarborgd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de minderjarige aangegeven de zorgen te begrijpen, maar twijfels geuit over de noodzaak van de maatregel. De ouders en de minderjarige hebben echter ingestemd met de voorwaarden van de opname. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorwaardelijke machtiging noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met duidelijke voorwaarden waaraan de minderjarige zich moet houden. De kinderrechter heeft ook de mogelijkheid van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor de minderjarige besproken, wat kan bijdragen aan haar stabiliteit en ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419324 / JE RK 24-298
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NOORD-BEVELAND,
gevestigd te Wissenkerke,
hierna te noemen: het College.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van het College van 19 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder;
  • een tweetal vertegenwoordigers van het College.
1.3.
Ondanks behoorlijke oproeping is de vader niet verschenen.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter in het bijzijn van haar advocaat met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter, in haar aanwezigheid en met haar instemming, samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De belanghebbenden hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [locatie] van [jeugdorganisatie] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het College verzoekt een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De onafhankelijke gedragswetenschapper, dhr. [naam 1] , heeft op 14 februari 2024 middels een schriftelijke instemmingverklaring meegedeeld dat hij instemt met het verzoek van het College.
3.3.
De ouders stemmen ook in met de voorwaardelijke opname en het verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp zoals verzocht. Dit blijkt uit de instemmingsverklaring van 31 januari 2024.
3.4.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 1 februari 2024, welke door [minderjarige] is ondertekend, de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.

4.De standpunten

4.1.
Het College handhaaft het verzoek. Uit het verzoekschrift volgt dat er zorgen zijn over het gebruik van (soft)drugs en alcohol en de mogelijke contacten die [minderjarige] met drugsdealers heeft. Daarnaast is er sprake van grensoverschrijdend gedrag en verbale agressie en zet [minderjarige] zich af tegen haar ouders, de hulpverlening en de begeleiding van [jeugdorganisatie] . Ook is er sprake van wegloopgedrag zonder dat op die momenten duidelijk is waar en met wie [minderjarige] is. Zo is [minderjarige] eind december 2023 met een groepsgenoot van [jeugdorganisatie] weggelopen, waarna zij de volgende ochtend in comateuze toestand naar het ADRZ is gebracht wegens overmatig alcoholgebruik. Het is onduidelijk waar [minderjarige] die nacht is geweest. Dat er geen zicht is op het netwerk van [minderjarige] is zeer zorgelijk. Juist omdat [minderjarige] ASS heeft en erg beïnvloedbaar is. Ook zijn er zorgen over de schoolgang en de negatieve contacten die [minderjarige] met de politie heeft gehad. In de periode van december 2022 tot april 2023 is MST ingezet. Al snel nadat MST klaar was, is de (thuis)situatie van [minderjarige] verslechterd als gevolg waarvan zij bij [jeugdorganisatie] is gaan wonen. Bij de open setting van [jeugdorganisatie] kan de veiligheid van [minderjarige] momenteel niet meer worden gewaarborgd. [minderjarige] is zelfbepalend en vindt het moeilijk om zich aan afspraken te houden. Dit maakt ook dat het College twijfelt of [minderjarige] zich aan de voorwaarden van de machtiging kan gaan houden. Het is College is wel van mening dat [jeugdorganisatie] een veilige plek voor [minderjarige] kan zijn, waar [minderjarige] zich ook welkom voelt. Op termijn wil het College kijken naar of en wanneer [minderjarige] naar een thuissituatie terug kan keren en wat daarvoor nodig is. Om het verblijf van [minderjarige] bij [jeugdorganisatie] voor nu voort te kunnen zetten en een verblijf bij Almata af te wenden, is er een voorwaardelijke machtiging nodig. Die machtiging biedt duidelijke grenzen en is een stok achter de deur voor [minderjarige] om niet te vervallen in negatief gedrag. Daarbij komt dat er op die manier ook hulpverlening gericht op (trauma)behandeling en psycho-educatie ASS kan worden ingezet. Er zijn geen minder ingrijpende alternatieven om het bovenstaande te bereiken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het College nog aangevuld dat zij niet langer achter de dagbehandeling van [minderjarige] bij Emergis staan. Emergis heeft niet de expertise in huis om zicht te krijgen op het gedrag van [minderjarige] en haar daarbij te helpen. [minderjarige] volgt momenteel speciaal onderwijs, maar het is de bedoeling dat zij opnieuw de kans krijgt om regulier onderwijs te volgen. Daarvoor is het belangrijk dat eerst haar veilig en daarmee het verblijf bij [jeugdorganisatie] is gewaarborgd. Tot slot geeft het College aan dat in de voorwaarden van [locatie] staat dat [minderjarige] 24 uur per week dagbesteding moet hebben. Dat is niet realistisch. Het College vindt het vooral belangrijk dat [minderjarige] een positieve dagbesteding heeft en onderwijs volgt. Zodra de dagbehandeling bij Emergis stopt, moet de dagbesteding opnieuw worden vormgegeven.
4.2.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat zij de zorgen begrijpt, maar dat de maatregel niet perse nodig is. [minderjarige] vindt dat er geen problemen meer zijn. Zij is al gestopt met blowen en beschadigt zichzelf niet meer. [minderjarige] vond het leuker bij [jeugdorganisatie] toen haar beste vriendin er ook nog verbleef, maar die verblijft nu bij Almata. [minderjarige] volgt onderwijs bij [school] , maar die school is niets voor [minderjarige] . Zij heeft klasgenoten die niet helemaal normaal zijn. Bij de dagbehandeling van Emergis mag [minderjarige] niet meer komen, omdat zij geen behandelmotivatie zou hebben. [minderjarige] herkent dat zij niet perse behandelmotivatie heeft. De dagbehandeling bij Emergis helpt haar ook niet. Als zij goede therapie zou krijgen, zou [minderjarige] wel gemotiveerd zijn. Verder is [minderjarige] er niet mee bezig dat zij ASS heeft. Wel zou zij willen weten of en van welke ouder zij het heeft. Het zou kunnen dat haar vader ook ASS heeft. [minderjarige] ziet haar vader amper. Dat vindt zij prima. Als de kinderrechter aan [minderjarige] vraagt welke volwassene zij vertrouwt, geeft [minderjarige] aan dat zij [naam 2] vertrouwt. Hij woont ook bij [jeugdorganisatie] . Als [minderjarige] problemen heeft, kan zij met hem praten. Tot slot geeft [minderjarige] aan dat zij haar handtekening onder het hulpverleningsplan heeft gezet, omdat zij de voorwaarden prima vindt. In het bijzonder heeft de kinderrechter de vierde voorwaarde nog met [minderjarige] besproken. [minderjarige] begrijpt dat het middelengebruik geen goed idee is. Als [minderjarige] toch middelen gebruikt en het haar dagelijks leven belemmert of tot zeer onveilige situaties leidt, begrijpt [minderjarige] dat zij in gesprek moet gaan over het middelengebruik en dat er van haar wordt verwacht dat zij hier open en eerlijk over is.
4.3.
Namens [minderjarige] heeft de advocaat aangevoerd dat [minderjarige] wisselend is in wat zij wil, maar dat zij zich wel in het verzoek kan vinden. [minderjarige] begrijpt dat er iets moet gebeuren. Zij is dan ook bereid om zich aan de voorwaarden te gaan houden en daarmee te voorkomen dat zij naar Almata moet. Wel geeft de advocaat nog aan dat er dingen in het verzoekschrift staan die volgens [minderjarige] niet kloppen. Bijvoorbeeld het incident bij de Zeelandbrug.
4.4.
De moeder staat achter het verzoek en is het eens met de voorwaarden in het hulpverleningsplan. De moeder wil liever niet dat [minderjarige] naar Almata moet, tenzij het echt noodzakelijk is om [minderjarige] in veiligheid te brengen. Verder erkent de moeder dat [minderjarige] op dit moment niet thuis bij de moeder kan wonen. Die situatie was niet houdbaar. Daarnaast vraagt zij zich af of een medebewoner van [jeugdorganisatie] een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor [minderjarige] kan zijn. Tot slot staat de moeder ervoor open om zich te laten testen op ASS.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet en zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden te weten met ingang van 6 maart 2024 en tot 6 september 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen om de ontwikkeling van [minderjarige] , haar gedrag en haar veiligheid. De veiligheid en het verblijf van [minderjarige] bij de open setting van [jeugdorganisatie] kan op dit moment niet meer worden gewaarborgd. Er is geen grip op (het gedrag van) [minderjarige] . Zo is [minderjarige] al meerdere keren weggelopen bij [jeugdorganisatie] zonder dat er zicht is op waar en met wie zij op die momenten is. Er zijn signalen dat [minderjarige] contact heeft met drugsdealers. Dit is zorgelijk, omdat [minderjarige] erg beïnvloedbaar is voor negatieve contacten. Ook zijn er zorgen over middelengebruik (softdrugs en alcohol), verbale agressie, de schoolgang van [minderjarige] en het feit dat zij zich afzet tegen haar ouders, de begeleiding en de hulpverlening. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de veiligheid van [minderjarige] wordt gewaarborgd, dat zij passende hulpverlening krijgt en dat haar verblijf bij [jeugdorganisatie] kan worden voortgezet. Om dat voor elkaar te krijgen en ervoor te zorgen dat [minderjarige] niet terugvalt in negatief gedrag is er een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp als stok achter de deur nodig. Die machtiging biedt immers duidelijke kaders en grenzen en daar heeft [minderjarige] , mede gelet op haar ASS, baat bij. De kinderrechter vindt het dan ook positief dat het College, ondanks de twijfels van het College of het [minderjarige] gaat lukken om zich aan de voorwaarden te houden, een voorwaardelijke machtiging heeft verzocht en geen reguliere machtiging gesloten jeugdhulp. De kinderrechter is immers van oordeel dat [minderjarige] een kans verdient om de draad weer op te pakken en te laten zien dat zij zich aan de voorwaarden kan houden. Het bovenstaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en stelt vast dat de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] (en haar advocaat) – naast dat [minderjarige] eerder al haar handtekening onder het hulpverleningsplan heeft gezet – kenbaar gemaakt dat zij instemt en zich aan de voorwaarden zal gaan houden zoals opgenomen in het hulpverleningsplan van 1 februari 2024. [minderjarige] begrijpt dat zij naar Almata moet op het moment dat zij één of meerdere voorwaarden overtreedt. De kinderrechter vindt het belangrijk dat iedereen weet aan welke voorwaarden [minderjarige] zich de komende zes maanden moet houden. Daarom neemt hij de voorwaarden, zoals opgesteld in het hulpverleningsplan en waarmee [minderjarige] heeft ingestemd, in deze beschikking op:
1.
Je werkt mee aan de begeleiding van [jeugdorganisatie] en de daarop volgende begeleiding/behandeling. Dit betekent:
  • Je houdt je aan de regels en afspraken die op de groep met je gemaakt worden (zie bijlage bij dit plan).
  • Je volgt de instructies van groepsleiders op.
  • Je werkt actief mee aan de behandeling/begeleiding en onttrekt je niet aan de zorg.
  • Je slaapt iedere nacht op de groep, tenzij onderling andere afspraken gemaakt zijn (zie in dat geval ook voorwaarde 3).

2.Je komt niet op een negatieve manier in aanraking met de politie. Dit betekent:

- Je komt alleen maar op een positieve manier in aanraking met de politie (dus bijvoorbeeld een praatje maken met de wijkagent). OP het moment dat jij in contact komt met de politie dan zullen naast je ouders ook de betrokken hulpverleners rondom jou geïnformeerd worden.
3.
Je maakt duidelijke afspraken met de groep of je ouders over activiteiten die je buiten de deur doet en met welke personen je omgaat. Jouw ouders of begeleiders weten altijd waar je bent. Je bent telefonisch bereikbaar en bent op de afgesproken tijd weer terug. Dit betekent:
  • Je houdt je aan de 4W’s: je laat weten met wie je bent, wat je doet, waar je bent en wanneer je terug bent (thuis of op de groep).
  • Je reageert binnen een half uur op een oproep of een appje.
  • Tijdens verlofmomenten slaap je op de vooraf afgesproken plek.
4.
Er ontstaan geen belemmeringen in je dagelijks leven door gebruik van middelen (medicatie, drugs of alcohol). Dit betekent:
- Het liefst zien we dat je helemaal geen alcohol en/of drugs gebruikt. Maar er is sprake van schending van de voorwaarde indien het gebruik je dagelijks leven gaat belemmeren of er sprake is van zeer onveilige situaties. We verwachten dat je eerlijk en open bent over je drugsgebruik zodat we samen met jou het gesprek hierover aan kunnen gaan. Indien zorgen omtrent jouw drugsgebruik toenemen zal in onderling overleg met genoemde betrokkenen besproken worden of er in zorg opgeschaald dient te worden.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het College in het bijzonder nog toegelicht dat een dagbesteding van minimaal 24 uur per week, zoals opgenomen in de voorwaarden van [locatie] , niet haalbaar is voor [minderjarige] . Het is vooral belangrijk dat [minderjarige] onderwijs volgt en een positieve dagbesteding heeft. Verder heeft de kinderrechter nog specifiek de vierde voorwaarde met [minderjarige] besproken. [minderjarige] begrijpt dat het middelengebruik geen goed idee is. Als [minderjarige] toch middelen gebruikt en het haar dagelijks leven belemmert of tot zeer onveilige situaties leidt, begrijpt zij dat zij hierover in gesprek moet gaan.
5.6.
De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging met ingang van 6 maart 2024 voor de duur van zes maanden verlenen. Het is de verwachting dat de hulpverlening deze periode nodig zal hebben om [minderjarige] zo goed mogelijk te begeleiden, passende hulpverlening in te zetten en te voorkomen dat [minderjarige] terugvalt in negatief gedrag als gevolg waarvan zij mogelijk naar Almata moet. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode een positieve lijn wordt ingezet. Om dat voor elkaar te krijgen, is het van belang dat [minderjarige] (en de ouders) blijft samenwerken met de hulpverlening en de begeleiding van [jeugdorganisatie] . [minderjarige] is hierin zelf haar belangrijkste hulpverlener. Zij is degene die kan beslissen dat zij meewerkt, zodat zij zich kan ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat er naar de onderliggende patronen wordt gekeken als gevolg waarvan [minderjarige] en de ouders elkaar mogelijk beter gaan begrijpen. Gelet op het feit dat [minderjarige] ASS heeft, vindt hij het een goed idee als de ouders zich ook laten testen op ASS. Het is voor [minderjarige] immers belangrijk om te weten of en van wie zij de (deels erfelijke) diagnose ASS heeft. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hiervoor openstaat.
5.7.
Verder benadrukt de kinderrechter nog de meerwaarde van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor [minderjarige] . Een JIM is een volwassene die (de situatie van) [minderjarige] en het gezin al kent en ook kan meedenken over hoe het gezin en [minderjarige] kunnen worden ondersteund. Het is een persoon die [minderjarige] al vertrouwt en waar zij naar toe gaat als het even niet lekker loopt. Door de inzet van een JIM kan aan minderjarigen een stabiele groei worden geboden. Professionals kunnen immers wisselen, maar de JIM blijft. De kinderrechter gunt [minderjarige] zo’n JIM, een persoon die [minderjarige] vertrouwt, die haar begrijpt en er onvoorwaardelijk voor [minderjarige] is. De kinderrechter gaat er vanuit dat het College en de hulpverlening het idee van een JIM voor [minderjarige] gaan oppakken en met [minderjarige] en haar ouders in gesprek gaan over wie een JIM voor [minderjarige] zou kunnen zijn.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 6 maart 2024 en tot 6 september 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 15 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.