Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Teteringenstraat te Breda op 4 februari 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 februari 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. R. Bellaj, aangevoerd dat de boete niet redelijk is gezien de omstandigheden, waaronder de financiële situatie van de betrokkene, die zonder werk en inkomen zou zijn door de inbeslagname van zijn werkbus. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht om aanhouding van de zaak om de betrokkene de kans te geven om zijn financiële situatie verder te onderbouwen. De kantonrechter heeft echter besloten om de zekerheidstelling op nihil te stellen, maar heeft het beroep inhoudelijk beoordeeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene heeft de gedraging niet ontkend en de kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is terecht opgelegd, en er zijn geen redenen om de boete te matigen. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete blijft staan.