Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 9 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Bovensteweg te Oosterhout op 2 september 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting zijn de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verschenen. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was en dat de enkele vaststelling middels mobiele radar onvoldoende was om van staandehouding af te zien. Tevens werd er een vraag gesteld over de akte van cessie die voor 1 januari 2024 zou zijn. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter een aanvullend proces-verbaal overhandigd waarin de verbalisant verklaarde dat hij ten tijde van de gedraging bezig was met een eenmanscontrole, waardoor hij niet in staat was om over te gaan tot staandehouding. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de opgelegde boete. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.