In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen STICHTING ALWEL en [rechthebbende]. De eisende partij, STICHTING ALWEL, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd vanwege een aanzienlijke huurachterstand van [rechthebbende]. De huurder heeft gedurende de periode van 1 januari 2023 tot 1 februari 2024 niet (volledig) of niet op tijd betaald, wat resulteerde in een achterstand van € 4.717,35. Ondanks een aanmaning van de gemachtigde van Alwel, heeft [rechthebbende] slechts gedeeltelijke betalingen gedaan, waardoor de achterstand is blijven oplopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden op basis van artikel 6:265 lid 1 BW, omdat de huurder in verzuim is.
De bewindvoerder van [rechthebbende] heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat de huurachterstand is ontstaan door gezondheidsklachten van de huurder, die hem belemmerden om te werken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden voor rekening en risico van [rechthebbende] komen. De rechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen één maand na betekening van het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en gebruiksvergoeding, alsook de proceskosten. De kantonrechter heeft de artikelen in de Algemene huurvoorwaarden die betrekking hebben op incassokosten vernietigd, omdat deze als oneerlijk werden beschouwd. Alwel is bereid om in gesprek te gaan over een betalingsregeling, maar is niet verplicht om het vonnis tot ontruiming uit te voeren.