In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V., heeft ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV volgens eiseres niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 20 mei 2022 voor een herbeoordeling ten aanzien van een belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen het UWV moest beslissen op de aanvraag inmiddels is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 16 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen. Bij besluit van 19 oktober 2023 heeft het UWV wel een dwangsom van € 1442,- toegekend aan eiseres, maar dit is niet voldoende. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, waardoor eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 437,50 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 13 maart 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.