In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete. De naheffingsaanslag van € 5.049 is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst voor de periode van 8 april 2019 tot en met 7 maart 2022, omdat de belanghebbende met een in Frankrijk geregistreerd voertuig gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland zonder motorrijtuigenbelasting te betalen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 december 2023, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende als houder van het voertuig wordt aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de periode van 21 augustus 2008 tot medio 2023 ingeschreven stond op een Nederlands adres en dat hij op 8 maart 2022 als bestuurder van het voertuig werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verzuimboete verminderd tot € 2.524, maar de naheffingsaanslag blijft in stand. De uitspraak op bezwaar van de inspecteur wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden, maar heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen omdat de belanghebbende deze niet heeft gespecificeerd.