In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de verzuimboete beoordeeld. De belanghebbende, die in Nederland woont en een buitenlandse auto bezit, kreeg een naheffingsaanslag van € 4.555 opgelegd over de periode van 6 december 2016 tot en met 5 december 2021, evenals een verzuimboete van hetzelfde bedrag. De inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk, maar na een tweede uitspraak op bezwaar werd het bezwaar gegrond verklaard en werd een kostenvergoeding toegekend.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende als houder van het buitenlandse voertuig wordt aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht heeft opgelegd, maar vermindert de verzuimboete tot € 547. De rechtbank oordeelt ook dat het bezwaar ontvankelijk is, ondanks de eerdere niet-ontvankelijkheid, en vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. De rechtbank stelt dat de kostenvergoeding correct is vastgesteld en dat de inspecteur het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.