ECLI:NL:RBZWB:2024:1805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418083 / JE RK 24-76
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 4 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige], die belast zijn met het ouderlijk gezag, niet in staat zijn om voor haar te zorgen. [minderjarige] verblijft al bijna haar hele leven bij pleegouders en de gezinsvoogd moet het komende jaar onderzoeken hoe het toekomstperspectief van [minderjarige] gewaarborgd kan worden. De ouders hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar hebben ook hun ongenoegen geuit over de zorgregeling. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing als voldaan beschouwd, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 9 maart 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418083 / JE RK 24-76
Datum uitspraak: 4 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
(hierna samen te noemen de ouders)
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn te Zoetermeer,
[de pleegouders],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 januari 2024.
1.2.
Op 4 maart 2024 heeft de kinderrechter het verzoek gelijktijdig met het verzoek over een schriftelijke aanwijzing (zaakkenmerk: C/02/419357 / JE RK 24-307) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten geuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de heer [de pleegvader] (hierna: pleegvader).
Op het verzoek over een schriftelijke aanwijzing is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg (bij de pleegouders).
2.3.
Bij beschikking van 9 september 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 24 februari 2023, tot 9 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar. De GI verzoekt
de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI het volgende. [minderjarige] is twee maanden na haar geboorte in het huidige pleeggezin geplaatst. De ouders hebben een verstandelijke beperking en krijgen ondersteuning van SDW. In januari 2019 heeft SDW, na een intensief traject, het opvoedbesluit genomen dat [minderjarige] niet kan opgroeien bij de ouders, omdat de ouders haar geen veilige, gestructureerde en stabiele opvoedingsomgeving kunnen bieden. [minderjarige] ziet haar ouders op dit moment één uur per maand bij het [kinderdagcentrum], met ondersteuning van SDW. De pleegmoeder is hierbij ook aanwezig. SDW bereidt de bezoeken met de ouders voor en bespreekt ze achteraf. Er wordt gezien dat de moeder haar verlangen om [minderjarige] fysiek te benaderen niet onderdrukt. [minderjarige] reageert hier echter afwijkend op. De moeder heeft geen inzicht in de contra-behoefte van [minderjarige] en ze is het niet eens met de huidige korte bezoekmomenten. De moeder voelt zich daarbij niet gehoord. De vader sluit beter aan op [minderjarige] tijdens de bezoeken: hij geeft haar fysieke ruimte en laat belangstelling zien. [minderjarige] vertoont echter zorgelijk gedrag: ze heeft veel last van spanningen en lijkt zich vaak onveilig te voelen. De GI wil het komende jaar werken aan de volgende doelen:
[minderjarige] weet dat de pleegouders voor haar blijven zorgen en zij krijgt vanuit ouders en pleegouders toestemming voor de hulp die zij nodig heeft;
[minderjarige] heeft er vertrouwen in dat het bezoek fijn gaat worden en bouwt geen spanning op. [minderjarige] heeft fijne bezoekmomenten met de ouders. Als zij met de ouders wil knuffelen, kan dat, en als ze dat niet wil, accepteren ouders dat. Vader en moeder spelen met [minderjarige] tijdens de bezoeken;
[minderjarige] kan zelfstandig slapen. Ze durft nieuwe situaties aan te gaan waarbij ze ondersteunt wordt door pleegouders en ze geen spanningsopbouw/claimend gedrag laat zien. Bij spanningsopbouw kan zij er over praten en laat ze geen fysieke klachten zien.
Het is voor [minderjarige] heel belangrijk dat de plaatsing bij de pleegouders gecontinueerd wordt: dat zijn haar hechtingsfiguren. Ook is een fijne zorgregeling met de ouders van belang. Ouders zijn het niet altijd eens met de beslissingen die worden gemaakt in het belang van [minderjarige] , wat zorgt voor vertraging in de hulpverlening. Ouders hebben het gedwongen kader en veel aansturing van hulpverlening nodig om mee te gaan in beslissingen.
Ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] wordt nog opgemerkt dat de huidige gezinsvoogd pas sinds december 2023 betrokken is, zodat in dat kader nog geen stappen zijn ondernomen.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders achter een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing staan. De ouders willen wel graag hun ongenoegen uiten over de manier waarop het gaat (met name de zorgregeling). De ouders wensen al meerdere jaren een uitbreiding van de zorgregeling, maar dat komt maar niet van de grond.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang met artikel 1:255 BW, kan de kinderrechter – samengevat – een ondertoezichtstelling verlengen indien sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige, de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is door de ouders of de ouder die het gezag uitoefent onvoldoende wordt geaccepteerd en de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefent binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn/is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De kinderrechter kan, mits nog aan de voorwaarden wordt voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De machtiging tot uithuisplaatsing kan op grond van artikel 1:265c BW in samenhang met artikel 1:265b lid 1 BW worden verlengd als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De kinderrechter kan, mits nog aan de voorwaarden wordt voldaan, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Op basis van het verzoekschrift en dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . De kinderrechter heeft vastgesteld dat ouders hier ook mee kunnen instemmen.
[minderjarige] verblijft al bijna haar hele leven bij de pleegouders. De rechtbank acht het in haar belang dat die situatie gecontinueerd wordt, nu de ouders niet voor haar kunnen zorgen en dit zelf ook beamen. Het contact met de ouders is op dit moment zeer beperkt. Gebleken is dat [minderjarige] spanning ervaart, onder andere rondom de contactmomenten. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het contact tussen [minderjarige] en de ouders geëvalueerd gaat worden om te bezien of (verdere) uitbreiding van het contact in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter acht het bovendien van belang dat wordt gewerkt aan de door de GI gestelde doelen.
5.4.
Tot slot overweegt de rechtbank nog het volgende. Hoewel de kinderrechter al bij beschikking van 24 februari 2023 heeft overwogen dat binnen dat jaar duidelijkheid dient te komen hoe het toekomstperspectief van [minderjarige] gewaarborgd kan worden en of de huidige kinderbeschermingsmaatregelen nog de geëigende maatregelen zijn, heeft de GI daar dit jaar kennelijk nauwelijks aandacht aan besteed. De kinderrechter benadrukt dat de huidige gezinsvoogd, die pas sinds december 2023 betrokken is, hier komend jaar echt aandacht voor moet hebben. Dit is tijdens de mondelinge behandeling ook uitdrukkelijk aan de orde gesteld. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat dit gaat gebeuren. Gelet op de tijd die nodig is voor een raadsonderzoek in dat kader, worden de huidige maatregelen met een jaar verlengd.
5.5.
Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar toewijzen. De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing. Dat leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 9 maart 2024 tot 9 maart 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 maart 2024 tot 9 maart 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Egeraat als griffier, en op schrift gesteld op 12 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.