ECLI:NL:RBZWB:2024:1806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419357 / JE RK 24-307
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
  • M. van Egeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing inzake contactregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2018. De ouders van de minderjarige, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben een verzoek ingediend om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen en de maandelijkse bezoekmomenten te verlengen van 60 naar 75 minuten. De ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. M.B.A. de Bruijn.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 4 maart 2024, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de GI en de pleegvader aanwezig waren. De ouders hebben aangegeven dat de huidige regeling van 60 minuten per maand niet in het belang van de minderjarige is en dat er behoefte is aan meer contact. De GI heeft begrip getoond voor de wens van de ouders, maar wil de regie behouden over de uitbreiding van het contact.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke kaders en de belangen van de minderjarige. Hij heeft vastgesteld dat er overeenstemming is bereikt tussen de betrokken partijen over de uitbreiding van de contactmomenten naar 75 minuten, met evaluaties om de drie maanden. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd, met de aanpassing van de contactduur, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419357 / JE RK 24-307
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
(hierna samen te noemen de ouders),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn te Zoetermeer,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
De gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
[de pleegouders],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 16 februari 2024.
1.2.
Op 4 maart 2024 heeft de kinderrechter het verzoek gelijktijdig met het verzoek van de GI inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (zaakkenmerk C/02/418083 JE RK 24-76) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de heer [de pleegvader] (hierna: de pleegvader).
Op het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing is bij afzonderlijke beschikking toewijzend beslist.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg (bij de pleegouders).
2.3.
Bij beschikking van 9 september 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 24 februari 2023, tot 9 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 maart 2024.
2.5.
De GI heeft op 12 februari 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is een zorgregeling tussen [minderjarige] en de ouders vastgesteld op basis waarvan zij gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar één keer per maand voor de duur van 60 minuten (met daarnaast nog een regeling inzake beeldbellen, die niet ter discussie staat).

3.Het verzoek

3.1.
De ouders verzoeken de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen te verklaren en voor zover rechtens mogelijk te bepalen dat de maandelijkse bezoekmomenten met 15 minuten worden verlengd naar 75 minuten en als die uitbreiding goed uitpakt dat het nog eens wordt uitgebreid met 15 minuten tot anderhalf uur, althans een zodanige contactregeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie juist acht, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van hun verzoek stellen de ouders het volgende. Toen [minderjarige] op vrijwillige basis in het pleeggezin is geplaatst, hadden ze een bezoekmoment van 1.5 uur per twee weken. Na één jaar is [minderjarige] onder toezicht gesteld en is een machtiging uithuisplaatsing verleend. De toenmalige gezinsvoogd heeft de bezoekmomenten teruggebracht naar 45 minuten per maand. Als gevolg van corona zijn daar maandelijkse beeldbelmomenten bij gekomen. De ouders hebben vervolgens steeds gevraagd de bezoekmomenten stap voor stap uit te breiden naar 1.5 uur. In de beschikking van 8 december 2021 heeft de kinderrechter al overwogen dat het zeer wenselijk is als het contact wordt uitgebreid naar één uur, op het tempo van [minderjarige] . Daarbij werd het van belang geacht dat ouders en de GI om de drie maanden evalueren om de mogelijkheden van uitbreiding te bespreken. Vanaf 10 februari 2022 is de omgang uitgebreid naar één uur. Nu, twee jaar later, zijn de ouders van mening dat uitbreiding nu echt tot de mogelijkheden behoort en in het belang van [minderjarige] is. Het contact verloopt goed.
Volgens de ouders stelt de GI dat [minderjarige] voor en na het bezoekmoment spanningen heeft. Uit de rapportages van de bezoekmomenten blijkt weliswaar dat [minderjarige] vooraf spanning heeft, maar die verdwijnt als het contactmoment start. Los daarvan ervaart [minderjarige] op meerdere momenten spanning, zoals op school, op vakantie of als er een oppas komt. Daar komt bij dat de moeder ook spanning ervaart vanwege de locatie van het contact bij het [kinderdagcentrum] . Ouders wensen een uitbreiding van het contact met vijftien minuten. Daarna kan worden bezien hoe het loopt.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aangegeven te begrijpen dat ouders meer contact willen met [minderjarige] . De GI is bereid het contact uit te breiden, maar wil de regie in eigen handen houden. Tijdens de evaluatiemomenten moet gekeken worden op welk tempo er uitgebreid kan worden.
4.3.
De pleegvader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het life contact beter gaat dan het beeldbellen tussen de ouders en [minderjarige] . Als [minderjarige] achter de tablet of een telefoon zit
, is zij snel afgeleid, ondanks dat ze alleen in de ruimte is. De pleegouders zijn van mening dat het welzijn van [minderjarige] gemonitord moet blijven worden bij een eventuele uitbreiding van het contact, nu er veel speelt in haar leven.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:263 lid 1 BW kan de GI ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt, niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan of als dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Het tweede lid bepaalt dat de met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing opvolgt.
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb). In dat kader dient de kinderrechter te beoordelen of de GI binnen de grenzen van redelijkheid is gebleven en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van de minderjarige is.
5.3.
Ingevolge artikel 1:264 lid 1 BW kan de met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Het derde lid bepaalt dat een dergelijk verzoek binnen twee weken, met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt, moet worden ingediend.
5.4
Ingevolge artikel 1: 265f lid 1 kan de GI voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige de contacten tussen de met het gezag belaste ouders en de minderjarige beperken. Krachtens lid 2 geldt de beslissing van de GI als een schriftelijke aanwijzing, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vast stellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voor komt.
5.5.
De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling een vergelijk beproefd. In dat kader is de mondelinge behandeling voor korte tijd geschorst. Vervolgens is gebleken dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat de schriftelijke aanwijzing van de GI kan worden bekrachtigd met de aanvulling zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, in die zin dat de toekomstige fysieke contactmomenten 75 minuten (in plaats van 60 minuten) zullen duren en dat er iedere drie maanden met de ouders en iedere zes maanden met alle betrokken wordt geëvalueerd hoe de contactmomenten verlopen. De in de schriftelijke aanwijzingen genoemde bezoeken zullen aldus van 13.30 uur tot 14.45 uur duren, of in ieder geval zodanig worden ingevuld dat de bezoeken steeds 75 minuten duren. De kinderrechter acht het positief dat betrokkenen hierover overeenstemming hebben bereikt. Nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich hiertegen verzet, zal conform de overeenstemming worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 12 februari 2024 onder inachtneming van de wijzigingen en aanvullingen zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.5 overwogen;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.