In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), beoordeeld. De GI had een spoedmachtiging aangevraagd voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, alsook een reguliere machtiging voor een langere periode. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die te maken heeft met een identiteitscrisis en problematiek in de thuissituatie, waar eerder incidenten hebben plaatsgevonden. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderrechter oordeelt dat de thuissituatie onhoudbaar is en dat de veiligheid van [minderjarige] in het geding is. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging afgewezen, maar een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier maanden, tot 6 juli 2024. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om voor de pro forma zitting op 30 mei 2024 verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van [minderjarige].