ECLI:NL:RBZWB:2024:1819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-012725
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die op 21 augustus 2022 was aangehouden en verhoord wegens openlijk geweld. De verzoeker had een advocaat, mr. N. van Vliet, die het verzoek indiende voor een vergoeding van gemaakte kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 2.250,97, plus bijkomende kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. C.P.G. Taks, was ook aanwezig tijdens de behandeling van het verzoek in de raadkamer op 26 februari 2024.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat de kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd waren en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de vergoeding toe te kennen. De rechtbank kende het verzochte bedrag van € 2.250,97 voor rechtsbijstand toe, evenals € 680,00 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De totale vergoeding werd vastgesteld op € 2.930,97.

De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/211555-22
rk-nummer: 23-012725
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 mei 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Van Vliet op adres Ceresstraat 13, 4811 CA Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.250,97, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 27 februari 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 26 februari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Taks en mr. N. Van Vliet als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 21 augustus 2022 is aangehouden en verhoord wegens een verdenking van het plegen van openlijk geweld. In november heeft verzoeker zich tot zijn raadsvrouw gewend in verband met een oproep voor een OM-hoorzitting op 22 november 2022. Na bestudering van het dossier en een voorbereidend gesprek met verzoeker heeft de raadsvrouw op 16 november 2022 in een uitvoering schrijven de officier van justitie verzocht om de strafzaak jegens verzoeker te seponeren onder intrekking van de oproep voor de OM-hoorzitting. Op 17 november 2022 heeft het Openbaar Ministerie medegedeeld dat er een nieuwe beoordeling van de strafzaak plaats zal vinden en de OM-hoorzitting geen doorgang zal vinden. Op 28 februari 2023 heeft de raadsvrouw de kennisgeving van sepot van de strafzaak jegens verzoeker ontvangen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn die maken dat het bedrag aan gemaakte kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 2.250,97 bij de toewijzing van het verzoekschrift moet worden gematigd. Verzoeker om dit bedrag te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding aangaande het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. Verzoeker verzoekt de rechtbank om zijn verzoekschrift toe te wijzen. In raadkamer heeft de advocaat, kort samengevat, hieraan toegevoegd dat zij niet bovenmatig heeft gefactureerd.
De officier van justitie heeft zich in tegenstelling tot de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift gelet op de toelichting van de advocaat en facturen kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.250,97is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een volstrekt redelijke nota. De rechtbank zal het bedrag daarom toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.930,97‬, bestaande uit:
- € 2.250,97 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.930,97zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Nicola van Vliet Advocatuur, onder vermelding van “ [verzoeker] / OM,”.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).