ECLI:NL:RBZWB:2024:1829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
10656100 CV EXPL 23-3211 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van schadebedragen tussen onder-onder opdrachtnemers in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen twee partijen, [de V.O.F.] en [de B.V.], over de verrekening van schadebedragen. De zaak is ontstaan na een incident op 26 april 2022, waarbij [de V.O.F.] schade heeft veroorzaakt aan de kas van [bedrijf 1] tijdens het transport van grond. De schade werd vastgesteld op € 2.913,00, maar [de V.O.F.] heeft aansprakelijkheid afgewezen, met de claim dat de schade al was ingecalculeerd in de aanneemsom. Na een lange procedure, waarin verschillende stukken en e-mails zijn gewisseld, heeft [de V.O.F.] uiteindelijk de schade gemeld bij zijn verzekeraar, maar de schade is nooit definitief vastgesteld.

In conventie vorderde [de V.O.F.] betaling van een bedrag van € 4.074,37 van [de B.V.], terwijl [de B.V.] in reconventie eenzelfde bedrag vorderde van [de V.O.F.] wegens de schade die zij had geleden. De kantonrechter oordeelde dat [de V.O.F.] aansprakelijk was voor de schade, maar dat de verrekening door [de B.V.] niet kon plaatsvinden omdat de tegenvordering niet vaststond. De kantonrechter heeft de vordering van [de V.O.F.] toegewezen, maar ook de vordering van [de B.V.] in reconventie, waarbij beide partijen hun eigen proceskosten moesten dragen. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheid en schadevergoeding in onder-onder opdrachtnemingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 10656100 CV EXPL 23-3211
vonnis van 21 februari 2024
inzake
[de V.O.F.],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.F.M. Heuvelmans,
tegen
[de B.V.],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. L.A.A. Steehouwer.
Partijen worden door de kantonrechter hierna [de V.O.F.] en [de B.V.] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 27 september 2023, met producties;
b. de conclusie van antwoord in reconventie, met één productie;
c. de brief van 19 januari 2024 van [de B.V.] met aanvullende producties;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 23 januari 2024.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
a. [bedrijf 1] is een onderneming gespecialiseerd in het telen van de [plantsoort] . [bedrijf 1] heeft aan [bedrijf 2] B.V. (verder te noemen [bedrijf 2] ) de opdracht gegeven om grond af te leveren bij de kas waar [bedrijf 1] haar planten kweekt. [bedrijf 2] heeft op haar beurt deze opdracht doorgegeven aan [de B.V.] . Vervolgens heeft [de B.V.] [de V.O.F.] ingeschakeld om de opdracht tot het transport van grond daadwerkelijk uit te voeren.
b. Op 26 april 2022 heeft [de V.O.F.] bij [bedrijf 1] grond afgeleverd. [de V.O.F.] heeft met zijn motorvoertuig (met [kenteken] ) schade veroorzaakt (aan de gevel van de kas) waar [bedrijf 1] haar planten kweekt.
c. Bij e-mail van 26 mei 2022 heeft [bedrijf 1] [bedrijf 2] op de hoogte gesteld van de schade en een offerte/rekening van Greenhouse Services (hierna te noemen Greenhouse) meegestuurd. Greenhouse heeft de schade aan de deur en de gevel vastgesteld op een bedrag van
€ 2.913,00 (exclusief btw).
d. Bij e-mail van 26 mei 2022 heeft [bedrijf 2] aan [de B.V.] bericht:

De schade van destijds in [plaats 3] .
Neem jij dit op met jouw verzekeringsmaatschappij?”
e. Vervolgens heeft [de B.V.] aan [de V.O.F.] per e-mail van 27 mei 2022 gevraagd:

Hoe wil je dit afwerken moeten wij hier een factuur van opmaken?
f. Op 5 juni 2022 heeft [de V.O.F.] in een e-mail aan [de B.V.] geschreven:

Wij kunnen in deze schade niets voor u betekenen, de prognose klopt niet. Wij zijn nooit aansprakelijk gesteld. De opdrachtgever heeft mij destijds schadeloos gesteld, want het zat in de aanneemsom gecalculeerd, volgens zijn zeggen. Wij zijn niet in de gelegenheid gesteld om de schade op te lossen. Tevens vinden wij zijn factuur zwaar overdreven, het waren 2 glasplaatjes 40x60 en 1 roede. Wij zullen geen aansprakelijkheid meer aanvaarden. Hopend u hiermee voldoende te hebben ingelicht.”
g. [de V.O.F.] heeft ten aanzien van de reparatiekosten een second opinion gevraagd aan
Van [bedrijf 3] B.V. (hierna te noemen [bedrijf 3] ). De totale reparatiekosten worden door [bedrijf 3] begroot op € 750,00.
h. Bij brief van 19 juni 2022 heeft [de V.O.F.] (middels een formulier) de schade gemeld aan haar verzekeringstussenpersoon Fidus B.V. Vervolgens heeft [de V.O.F.] [de B.V.] hierover ingelicht.
i. Op 23 juni 2022 heeft Fidus het schadeformulier doorgestuurd naar Voogd & Voogd.
j. Op 23 mei 2023 heeft [de V.O.F.] een klacht ingediend over de handelswijze van Fidus, omdat Fidus pas op 26 april 2023 aan [de V.O.F.] heeft laten weten dat Voogd & Voogd Dekra heeft ingeschakeld.
j. Op 6 juli 2023 heeft Voogd & Voogd aan [de V.O.F.] bericht:

Hiermee komen wij terug op bovengenoemde zaken.
Met betrekking tot deze schade hadden wij, voor de schadevaststelling van de schade aan de kas, Dekra expertise ingeschakeld. De expert van Dekra heeft contact gehad met de aan ons opgegeven “benadeelde” [firma] . De contactpersoon gaf desgevraagd aan dat de schade allang onderling was opgelost en was hersteld. De [firma] stelde verder niets met deze kwestie te maken te willen hebben en weigert daarom een afspraak met Dekra te maken. Wij vernamen van u dat de eigenaar van de kas niet bekend is en de kas inmiddels werd verwijderd.
Gelet op het bovenstaande moeten wij concluderen dat, nu de eigenaar bekend is en de kas niet meer beschikbaar is, wij de schade niet meer vast kunnen stellen. Derhalve gaan wij tot sluiting van ons dossier over. Wij zullen de BM en schadevrije jaren onder voorbehoud aanpassen. Mocht de eigenaar zich onverhoopt alsnog melden zullen wij ons dossier heropenen.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
k. Bij factuur van 24 mei 2023 heeft [bedrijf 2] een bedrag van € 2.913,00 (exclusief btw) in rekening gebracht aan [de B.V.] .
l. [de B.V.] heeft een bedrag van € 3.524,73 verrekend met de facturen van [de V.O.F.] .

3.Het geschil

In conventie:
3.1
[de V.O.F.] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [de B.V.] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.074,37, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.524,73 vanaf 14 juli 2023 dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de volledige betaling. Verder vordert [de V.O.F.] [de B.V.] te veroordelen in de proceskosten te betalen binnen 7 dagen na dagtekening van deze uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten indien betaling binnen deze termijn uitblijft.
3.2
[de B.V.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [de V.O.F.] in de proceskosten.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie:
3.4
[de B.V.] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [de V.O.F.] te veroordelen tot betaling van de door [de B.V.] geleden schade dan wel subsidiair tot betaling van
een bedrag van € 4.074,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.524,73 vanaf
14 juli 2023 alsmede de proceskosten in (re)conventie.
3.5
[de V.O.F.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.6
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1
In deze zaak gaat het om de vraag of [de B.V.] een schadebedrag mag verrekenen met facturen die [de V.O.F.] aan [de B.V.] voor verrichte werkzaamheden heeft ingediend. De facturen van [de V.O.F.] worden niet betwist door [de B.V.] , maar zijn door verrekening niet volledig betaald. [de V.O.F.] vordert het restant. In reconventie vordert [de B.V.] van [de V.O.F.] betaling van de schade.
Feitelijke gang van zaken
4.2
Teler [bedrijf 1] heeft een opdracht voor het leveren van grond gegeven aan [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft die opdracht doorgegeven aan [de B.V.] en die heeft op haar beurt de opdracht doorgegeven aan [de V.O.F.] . [de V.O.F.] heeft aldus op 26 april 2022 als onder-onder-opdrachtnemer de grond afgeleverd en daarbij met zijn vrachtwagen schade veroorzaakt aan de kas van [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft op 26 mei 2022 aan [bedrijf 2] per e-mail laten weten dat de schade aan de kas € 2.913,00 bedroeg. Bij die e-mail heeft [bedrijf 1] een offerte of rekening van Greenhouse gevoegd. Daarin zijn kosten opgevoerd voor glas, roeden, rubber, deurstijl, deurprofielen en kleinmateriaal voor € 774,00 en voor arbeid € 2.140,00 en dus in totaal € 2.913,00. [bedrijf 2] heeft deze rekening onverwijld doorgeleid naar [de B.V.] die op haar beurt het heeft doorgezonden naar [de V.O.F.] met het verzoek dit ‘af te werken’. [de V.O.F.] heeft eerst aansprakelijkheid afgewezen met de opmerking dat [bedrijf 1] hem niet aansprakelijk heeft gesteld en dat [bedrijf 1] hem heeft gezegd dat de schade was ingecalculeerd in de aanneemsom. Op 19 juni 2022 heeft [de V.O.F.] echter de schade (alsnog) geclaimd bij zijn verzekeringsmaatschappij en daarvan melding gedaan bij [de B.V.] . Op 17 maart 2023 heeft [bedrijf 1] het schadebedrag verrekend met facturen van [bedrijf 2] waarna [bedrijf 2] de schade heeft verrekend met facturen van [de B.V.] en [de B.V.] weer met [de V.O.F.] . Ter zitting heeft [de B.V.] verklaard dat deze verrekening is aanvaard om daarmee de handelsrelatie tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en tussen [bedrijf 2] en [de B.V.] goed te houden. Op 14 april 2023 heeft [de V.O.F.] aan [bedrijf 3] gevraagd een offerte op te maken aan de hand van door hem zelf versterkte gegevens van de schade. Die offerte maakt melding van materiaal en arbeid voor 2 monteurs voor een halve dag en bedraagt in totaal € 750,00. Ruim een jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis, op 6 juli 2023 wil een medewerker van de verzekeraar van [de V.O.F.] een afspraak maken met [bedrijf 1] om de schade op te nemen. [bedrijf 1] weigert dat bezoek en zegt dat de schade reeds onderling is opgelost en hersteld. Tot op heden is er door de verzekeraar de schade niet vastgesteld.
Stellingen van [de V.O.F.]
4.3
[de V.O.F.] voert aan dat de schade onterecht hoger is vastgesteld dan de werkelijke schade. [de V.O.F.] voelt zich opgelicht. Dat blijkt wat hem betreft ook uit de offerte van [bedrijf 3] . Bovendien heeft hij via zijn verzekeraar vernomen dat de kas (inmiddels) is afgebroken. [de V.O.F.] betreurt het dat de verzekeraar er zo lang over heeft gedaan om de claim op te pakken. Hij heeft daar ook bij de tussenpersoon van de verzekeraar over gereclameerd en zelfs een klacht daarover ingediend. [de V.O.F.] voert ook aan de [bedrijf 1] als huurder zelf geen schade heeft geleden, maar de eigenaar van de kas en deze heeft zich niet gemeld. Verder vindt [de V.O.F.] dat de schade niet bij [de B.V.] ligt, maar bij een ander en daarom kan [de B.V.] niet verrekenen met [de V.O.F.] . [de V.O.F.] betwist dus de (omvang van) de schade en is niet bereid deze te betalen aan [de B.V.] .
Stellingen van [de B.V.]
4.4
[de B.V.] zegt dat zij slachtoffer is van het handelen van [de V.O.F.] . Doordat [de V.O.F.] de schadekwestie niet voortvarend heeft afgehandeld, wordt zij nu geconfronteerd met betaling van het schadebedrag, terwijl zij niets met de zaak van doen heeft. [de B.V.] zegt daarbij dat zij niet kan bepalen of het schadebedrag juist is. Zij weet daar immers niets van. De verrekening die heeft plaatsgevonden tussen haar en [bedrijf 2] ziet zij daarom als vermogenschade, waarvoor [de V.O.F.] aansprakelijk is, vanwege het veroorzaken van de schade én vanwege het niet voortvarend afwikkelen daarvan. Zij heeft terecht verrekend met facturen van [de V.O.F.] .
Het oordeel van de kantonrechter over de verrekening (conventie)
4.5
De kantonrechter vindt dat vast staat dat [de V.O.F.] schade heeft veroorzaakt. Hoewel [de V.O.F.] in principe de schade meteen aan haar verzekering had moeten melden en niet daarmee tot 19 juni 2022 had moeten wachten, heeft hij dat dus wel gedaan. Ook staat vast dat de verzekeraar lang heeft gewacht met het opnemen van de schade bij [bedrijf 1] . Dat heeft meer dan een jaar geduurd. Dat tijdsverloop is onwenselijk, maar betekent niet dat de schade niet kan worden vastgesteld. Informatie bij [bedrijf 1] en de schadehersteller kan daarvoor voldoende zijn. Door dat tijdsverloop vervalt of verjaart de aansprakelijkheid voor de schade ook niet.
4.6
De kantonrechter heeft er begrip voor dat [bedrijf 2] door het uitblijven van een definitieve schaderegeling vanuit [de V.O.F.] , verrekening tussen haar en [bedrijf 1] heeft geaccepteerd om de onderlinge zakelijke verhouding goed te houden. Dat geldt ook voor de relatie [bedrijf 2] en [de B.V.] . Voor beide is de ander een belangrijke klant. Dat neemt niet weg dat zowel [bedrijf 2] als [de B.V.] daarmee het risico op zich hebben genomen dat [de V.O.F.] aansprakelijkheid niet erkend, of de omvang van de schade niet aanvaard. Zowel [bedrijf 2] als [de B.V.] hebben het gestelde schadebedrag zonder meer en zonder voorbehoud aanvaard. Het komt er op neer dat zij daarmee de consequenties bij [de V.O.F.] neerleggen.
4.7
Om te verrekenen moeten partijen over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn. Artikel 6:127 BW verbindt aan verrekening een aantal voorwaarden. Aan de voorwaarde dat de tegenvordering ziet op dezelfde rechtsverhouding, is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan. [de V.O.F.] heeft in onder-onder-opdrachtneming van [de B.V.] schade veroorzaakt bij een derde waarvoor [de B.V.] – door tussenkomst van [bedrijf 2] – is aangesproken door [bedrijf 1] . Ook de overige voorwaarden voor verrekening vormen geen belemmering. Voor een geslaagde verrekening is echter wel nodig dat de tegenvordering vast staat. Dat is hier niet het geval, zoals uit het bovenstaande blijkt. De conclusie moet dan ook zijn dat [de B.V.] niet kon verrekenen. Dat betekent dus ook dat de vordering in conventie, bestaande uit een hoofdsom van € 3.524,73 en de niet betwiste buitengerechtelijke incassokosten van € 477,47 alsmede de wettelijke rente tot en met 13 juli 2023 van € 72,17, zijnde een totaalbedrag van € 4.074,37 moet worden toegewezen.
Het oordeel van de kantonrechter over de tegenvordering (reconventie)
4.8
Omdat [de B.V.] hetzelfde schadebedrag in een zelfstandige tegenvordering heeft gevorderd, is met het oordeel over de verrekening de zaak nog niet klaar.
Zoals uit het bovenstaande blijkt zegt [de B.V.] dat zij vermogenschade heeft ter grootte van het schadebedrag dat [bedrijf 1] stelt te hebben geleden. [de V.O.F.] erkent de aansprakelijkheid, maar betwist de (omvang van de) schade. [de V.O.F.] voert daar achtereenvolgens de volgende argumenten voor aan:
  • er is meer schade opgevoerd dan door [de V.O.F.] is veroorzaakt. Zo is ook schade aan de deur opgevoerd terwijl er slechts enkele glasplaatjes en roeden zijn beschadigd;
  • de kosten voor arbeidsloon zijn veel te hoog, namelijk circa vijf werkdagen voor
1 monteur. Uit de offerte van [bedrijf 3] blijkt dat met één dag kan worden volstaan;
  • uit uitlatingen van [bedrijf 1] leidt [de V.O.F.] af dat deze het op een akkoordje heeft gegooid met [bedrijf 2] . Dat blijkt ook uit het feit dat [bedrijf 1] nu niet meer met de schade-expert wil spreken. De zaak was voor [bedrijf 1] afgedaan;
  • [de B.V.] moet aantonen wat de omvang van de schade is. Alleen de rekening of offerte van Greenhouse is daarvoor onvoldoende;
  • de kas is inmiddels afgebroken, zodat er helemaal geen schade is;
  • de schade is niet geleden door [bedrijf 1] maar door de eigenaar van de kas.
4.9
De kantonrechter vindt dat [de V.O.F.] , ondanks de veelheid van argumenten, de schade onvoldoende onderbouwd heeft betwist. Daarnaast zijn enkele argumenten niet ter zake doende. Zo maakt het voor de schade niet uit of uit het schadebedrag de schade uiteindelijk ook daadwerkelijk is hersteld. De schade ziet op de vermogensderving veroorzaakt door de schadeveroorzakende gebeurtenis, niet op de kosten van het daadwerkelijk herstel. Of er een offerte of rekening is ingediend, is dus niet van belang voor de beoordeling van de omvang van de schade. Overigens wijst de kantonrechter op de mededeling van de expert dat deze van [bedrijf 1] heeft vernomen dat de schade ‘reeds was hersteld’ (productie 12 bij dagvaarding). Dat de kas inmiddels (geheel of gedeeltelijk) zou zijn afgebroken is, nog afgezien van het feit dat [de V.O.F.] dat niet heeft aangetoond, om dezelfde reden ook niet van belang. [de V.O.F.] heeft verder ter zitting verklaard dat hij nog contact met Greenhouse heeft opgenomen over haar rekening en daar heeft gehoord dat dit (d.w.z. de opgegeven kosten) het was. Hieruit volgt dus ook geen feit dat de kosten onjuist zouden zijn. De offerte van [bedrijf 3] is niet voldoende om de schade te betwisten. [bedrijf 3] is immers alleen uitgegaan van de schadebeschrijving door [de V.O.F.] zelf. Dat niet [bedrijf 1] maar de eigenaar van de kas schade heeft geleden, is, zonder nadere onderbouwing, niet voldoende om de (omvang van) de schade te betwisten. Zo is niet ondenkbaar dat in de huurrelatie van [bedrijf 1] met de verhuurder, voor schade aan het gehuurde de huurder aansprakelijk is. Dat [bedrijf 1] in strijd met de waarheid een te hoog schadebedrag in rekening heeft gebracht bij [bedrijf 2] om zo uit het schade-incident een voordeel te halen, en dat [bedrijf 2] daarvan op de hoogte was, of had moeten zijn, is een speculatie die [de V.O.F.] niet nader met feiten of omstandigheden (voldoende) heeft onderbouwd. Resteert het argument dat er meer schade is opgevoerd dan is veroorzaakt. Ook dat had [de V.O.F.] nader moeten onderbouwen. Zij heeft slechts gezegd dat het ging om een paar glasplaatjes en roeden. Dat is onvoldoende. Er zijn geen foto’s of verklaringen van derden overgelegd waaruit dat zou blijken.
4.1
Samenvattend komt het er op neer dat [de B.V.] haar stelling dat zij de schade heeft geleden, aantoont door middel van de rekening (of offerte) van Greenhouse. Hoewel op [de B.V.] het bewijs rust van haar stelling, moet [de V.O.F.] die stelling voldoende onderbouwd betwisten. Dat moet [de V.O.F.] doen onder aanvoering van relevante feiten en omstandigheden. [de V.O.F.] blijft echter hangen in stellingen en beweringen die niet voldoende zijn onderbouwd. Er zijn geen gegevens, verklaringen of foto’s overgelegd. Voor een (tegen)bewijsopdracht ziet de kantonrechter daarom geen aanleiding omdat de kantonrechter niet kan bepalen welke feiten door [de V.O.F.] moeten worden aangetoond.
4.11
De eindconclusie is dus dat [de V.O.F.] het schadebedrag van € 3.524,73 aan [de B.V.] moet betalen.
4.12
De kantonrechter ziet, gelet op de omstandigheden van het geval, aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [de B.V.] om aan [de V.O.F.] te betalen een bedrag van € 4.074,37, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.524,73 vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
In reconventie:
veroordeelt [de V.O.F.] om aan [de B.V.] te betalen een bedrag van € 3.524,73, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2023;
in conventie en in reconventie:
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.